Onder katharen zonder corona (1)

Nu de testen na onze terugkeer negatief uitgevallen zijn, kan de titel boven dit bericht blijven staan. Het tweede deel van onze tocht door het land van de katharen was lastiger dan de eerste (zie de vijf blogposts getiteld Onder katharen op deze site). Door de organisatorische beperkingen te wijten aan het virus dat ons leven nog altijd bepaalt. Maar vooral door de langere en zwaardere wandeltochten langs de Sentier Cathare.

De herschikking van de vluchten naar Carcassonne ten gevolge van het virus, verplichtte ons het vertrek een dag te vervroegen. Daardoor stonden we op het laatste moment nog voor wat logistieke veranderingen en improvisaties, omdat het arrangement met de Nederlandse reisorganisatie La Ligne Verte al vóór Covid 19 uitbrak was vastgelegd. In de vertrekhall van Charleroi zagen we wat corona doet met een luchthaven: de vertrekhall was onbehaaglijk leeg, die woensdagochtend rond halfnegen.

Dirk, de Vlaamse gastheer van Infocus du Sud, de voortreffelijke Vlaamse chambres d’hôtes in Soula waar we vorig jaar onze tocht langs de sentier met een waar feestmaal beëindigden, was zo vriendelijk om ons aan de luchthaven van Carcassonne te komen ophalen. Het stortregende bij de landing, maar dat zou meteen de laatste regen van de reis zijn. Dirk dropte ons in Foix, het start- of eindpunt van de Sentier Cathare, die tot in Port-la-Nouvelle aan de Middellandse Zee loopt. Boven dat stadje van zo’n negenduizend inwoners in het departement Ariège, torent een spectaculaire gravenburcht uit, met een roemruchte katharengeschiedenis. Helaas was het kasteel op woensdag gesloten.

Komaan Pekes, volgen!

Na een lunch met een pizzapunt en een croissant met hesp en kaas, de specialiteit van een warme bakker, zochten we opnieuw de Sentier Cathare op voor het inloopwandelingetje van veertien kilometer naar Dirk en Leen in Soula. Mijn Polar polshorloge catalogeerde het inlopertje, met 900 hoogtemeters en een maximale hartslag van 157, als zeer veeleisend. Ik moest op mijn tanden bijten om in het klimspoor van mijn reisgezellen Ward, Bart en Kristel te blijven. Gelukkig vergastten Dirk en Leen ons in Soula opnieuw op een heerlijke en versterkende maaltijd, met een duvel tripel hop als apero en magret de canard als hoofdschotel.

Door de vervroegde vlucht hadden we de volgende dag kunnen uitrusten, maar dat deden we niet. We moesten alleen zorgen dat we ’s avonds in Quillan zouden geraken, waar de B&B Casalys en een restaurant waren gereserveerd. Opnieuw redde Dirk ons uit de nood, door ons drie keer sneller dan het openbaar vervoer weg te brengen tegen een vergoeding van de helft van de taxiprijs.

Zo arriveerden we rond de middag opnieuw in het vorig jaar pas geopende Casalys. Daar werden we toen door de Britse commerciële televisie geïnterviewd. Niet over de zware trektocht, maar over het fraaie pand dat Bibiana, de Engelse gastvrouw, zo smaakvol had gerenoveerd. We moeten vrij overtuigend hebben geklonken, want het regende na de uitzending in het vroege voorjaar boekingen van Engelse toeristen, vertelde Bibiana. Maar na de Franse lockdown werden die helaas allemaal weer geannuleerd.

Dino’s, een feest voor archeologen

Onze gastvrouw was vorig jaar vergeten om ons de link van de uitzending door te sturen. Ze had het toen wellicht eerst te druk met het boeken, vervolgens met zich te verontschuldigen dat ze volzet zat en ten langen leste met het annuleren. Maar die link zou ze ons dit jaar zeker wel doormailen, beloofde ze. Niet dus. Volgens mij brengt zoiets ongeluk.

We improviseerden voor de extra dag in Quillan een programma met voor elk wat wils: onze archeoloog Ward kreeg zijn goesting met een bezoek aan het Musée des Dinosaures ‘Dinosauria’ in Esperaza, waar we voor een habbekrats heen reden met de bus. Dankzij onze eigen voortreffelijke gids wandelden we ruim twee uur in het museum rond, een uur langer dan ikzelf gepast zou gevonden hebben, maar ik ben dan ook geen archeoloog.

Eindelijk vatten we de wandeling aan naar Rennes le Chateau, een dorp vol raadsels, hoog op een berg in het departement Aude. Enkele jaren geleden had ik daar al eens de bordjes met het verbod om in de bodem te graven gerespecteerd. Om in Rennes te geraken vanuit Esperaza had Bart een mooi klimmetje langs een bijna overwoekerd paadje gevonden op z’n Guru-app.

Die wandelapps vormden in combinatie met de gps een vernieuwing tegenover onze tocht van vorig jaar. Met Guru bij Bart en OsmAndMaps op mijn smartphone, waar Marianne alle gpx-routes al op had geprogrammeerd, konden we steeds exact terugvinden waar we precies wandelden, waar we eventueel een splitsing in het pad hadden gemist, hoe ver we al waren opgeschoten en hoe ver we nog te stappen hadden, zelfs hoe veel er nog te klimmen of te dalen was. In combinatie met onze polar- of fitbithorloges kregen we bovendien gegevens over onze snelheid en hartslag onderweg.

Artisanale bergcola in de boomgaard van Saunière

Met Kristel installeerde ik me al snel op het boomgaardterras van het enige geopende café in Rennes le Chateau. Dat gehucht is een bedevaartplaats voor esoterici geworden sinds abbé Bérenger Saunière er op het einde van de negentiende eeuw een schat zou hebben gevonden in een van de pilaren van het altaar in zijn kerkje. Terwijl ik tussen de vliegende mieren en in het gezelschap van Kristel voor het eerst en het laatst in mijn leven een artisanale cola dronk, zochten Bart en Ward tevergeefs naar sporen van de graal, van de schat van de katharen die daar na de val van Montségur zou zijn verborgen, of van de documenten die zouden bewijzen dat Maria Magdalena de vrouw was van Jezus Christus en dat ze met hem samen kinderen had waarmee ze na zijn kruisdood in Frankrijk terecht was gekomen. Die laatste hypothese zou de verklaring vormen voor de naam die Saunière gaf aan de toren die hij heeft gebouwd om zijn verzameling boeken in onder te brengen: La Tour Magdala.

Na de afdaling naar Esperaza probeerden we nog een uur lang met alle streken en listen waarover we beschikten een lift terug naar Quillan te versieren. Gelukkig kwam er uiteindelijk toch nog een bus opdagen, met twintig minuten vertraging. In Quillan bleek onze Hollandse Frans vergeten te zijn het restaurant te reserveren. Vorig jaar had hij in Montségur wel het restaurant voor vier gereserveerd, maar slechts één in plaats van twee kamers in de B&B. Toen en ook deze keer kregen we dankzij onze geroutineerde reisleider Bart die kwesties opgelost zonder al teveel gehannes.

De Bugarach, een Pic waar je niet naast kan kijken

Na het avondmaal gingen Ward, Bart en ik nog een pint drinken op het drukste plein van het opeens uitgestorven Quillan. Bart bracht naast drie pintjes ook het laatste nieuws van de lokale krant mee naar het terras. Het departement Aude, waar Quillan gesitueerd is, was door de Franse autoriteiten die dag tot een rode zone uitgeroepen. Daarover maakten wij ons geen zorgen, want onderweg hadden we buiten onze reisbubbel met niemand mondmaskerloos contact gehad binnen de anderhalve meter.

Morgen begint het echte werk. Dat was mijn laatste gedachte vooraleer ik op de tonen van Wards melodieus gesnurk in het tweepersoonsbed in slaap sukkelde. Morgen stond de tocht naar het dorpje Bugarach op de planning, een fikse wandeling van 24 kilometer. En ’s anderendaags wachtte ons de top van de gelijknamige Pic, met een steile klim naar 1230 meter.

Dit bericht werd geplaatst in Katharen, reizen en getagged met , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s