De GR20-Noord van Calenzana naar Vizzavona

We zijn terug uit een andere wereld. Primitief van aard maar adembenemend van uitzicht. We legden uiterst vermoeiende tochten af en belandden in een bovenaardse micro-cultuur zonder gsm’s of smartphones. We ontmoetten mensen van bijzondere en diverse pluimage en kwamen net als de anderen onszelf tegen. Dit is een panoramische vlucht over onze negen dagen lange tocht.


Het is nog donker als Greet ons zaterdag 5 september in Zaventem afzet. Van Ajaccio rijden we met een huurwagen langs een kronkelende kustweg naar Calvi en van daar naar het noordelijk vertrekpunt van de GR20. Jolente kan nog niet ten volle genieten van het Ile de Beauté. Ze zit onder de pijnstillers om haar 38° koorts te bezweren.

Op zondagochtend vroeg begint het avontuur met een ontbijt in het duister van ons hotelterrasje in Calenzana. De eerste dag is loodzwaar met een klim van bijna 1.400 meter. Winke overwint haar hoogtevrees op enkele lastige klauterpartijen tegen een bijna loodrechte rotswand.DSC02124

Met de refuge van Ortu di u Piobbu al in het gezicht, schiet een kramp als een elektrostoot van mijn linkerknie hoog in mijn dijbeen. Een uurtje later smaakt de eerste halve liter Pietra als een godendrank. Voor de rest van de tocht zal ik ernaar uitkijken om bij aankomst zo’n ijskoud geserveerd amberen kastanjebiertje van 6° leeg te slurpen. Het is pokkedruk in Piobbu. De GR20 was op zaterdag afgesloten wegens te felle wind en het te grote risico op onblusbare bosbranden. Daardoor zijn er op zondag dubbel zoveel randonneurs vertrokken als normaal.

De tweede dag is zo mogelijk nog vermoeiender, met nog altijd haast achthonderd meter DSC02154klimmen. Maar het is vooral de eindeloze afdaling naar de refuge van Carozzu die mokert op knieën, dijen en enkels. Carozzu is ten prooi gevallen aan een plaag van bedwantsen. De slaapzaal blijft gesloten en wie een bed gereserveerd heeft krijgt een tent en een matje. Jolente zit nog altijd onder de pijnstillers. Na een bijensteek zwelt haar arm snel op. Shit, denk ik, ik ben de geneesmiddelen tegen bijensteken vergeten. Al sedert haar kleutertijd is ze er allergisch voor.

De volgende slopende etappe leidt naar skistation Haut Asco, waar voor het eerst een min of meer warme douche wacht en de beminnelijke Brusselse dokter Ariel Jolente geruststelt over haar jeukende gezwollen arm. Het is de laatste keer dat we deze superfitte allerbeminnelijkste marathonloper en zijn twee vrienden zien.

We beslissen de alternatieve zwaardere route die de vierde dag de gesloten Cirque de la SolitudeDSC02173 omzeilt, waar maanden geleden enkele wandelaars het leven lieten, te skippen. We nemen de bus naar Calasima, van waar we slechts een kleine drie uur moeten klimmen naar de refuge van Tighjettu. Toch verslikken we ons weer haast in wat slechts een zondagswandelingetje leek.

De vierde dag is in theorie de lichtste, slechts vier uur scheiden ons van de refuge van Ciottulu di i Mori, op haast tweeduizend meter hoogte gelegen. De gardien vloekt omdat hij in september nog zoveel randonneurs in en rond zijn refuge moet gedogen. Het heeft er sinds juni niet meer geregend. Uit de bron komt nog slechts een dun straaltje water. De drinkvoorraden aanvullen is de prioriteit. Wassen en afwassen kan niet, de douches en toiletten met waterspoeling blijven gesloten.

Onderweg naar Manganu voelen we ons beresterk. We hebben inmiddels al veel mensen leren kennen, veel Fransen maar ook Belgen, Canadezen, Amerikanen, Duitsers, Scandinaven, Engelsen, Spanjaarden,… De verhalen en avonturen van Ariel, de dokter uit het Brusselse Sint-Janshospitaal met zijn twee vrienden, van Jean-Paul en Marie-Christine, van Bertrand, onze Grote Vriendelijke Reus en vele anderen noteer ik in mijn rode boekje. Romain met zijn eeuwige goede luim en Julie met haar vijf-vinger-schoenen worden vrienden die ons als jojo’s op onze tochten vergezellen. Soms verdwijnen er mensen. Ze doen twee etappes op één dag, nemen een zijwandeling, splitsen de tocht op een andere manier in etappes of moeten er de brui aan geven wegens een kwetsuur of oververmoeidheid.

Het landschap doet ons elke dag stilstaan. Wandelen en rondkijken tegelijk is op de GR20 meestal niet aangewezen. De weg is nooit vlak en zelden vrij van stenen en scherpe blokken rots waarop je je kan bezeren. Vergezichten waarvoor foto’s te klein zijn, badplaatsen in de verte aan een azuren zee, bergmeren met wisselende kleuren, geurige pijnboom- en loofwouden. We zwoegen in de wereld van Mordor uit de Lord of the Rings en huppelen door de groene valleien van de Teletubbies. We verpozen in bergeries met heerlijke tommekaas van schapen of geiten, baden pootje in koele poelen van bergbeekjes.

In de refuges wassen we onszelf en onze kleren. Aan grote tafels met een internationaal DSC02284gezelschap gebruiken we simpele maaltijden van soep of Corsicaanse charcuterie, linzen of pasta, fruitsla of een stuk schapenkaas. We spelen met de kaarten of de dobbelstenen en drinken nog een glas lokale wijn of bier. Als de goden op de Olympus genieten we van de wolken die machtig als een leger van Napoleon in slagorde maar traag als een mens de berg opklimmen. Misschien brengen ze vandaag wel een warmte-onweer mee? Neen, ze wijken om de zon een laatste keer de toppen rond ons in het goud te laten kleden. Tussen acht en negen uur ’s avonds kruipt iedereen in zijn slaapzak.

Voor we het beseffen zitten we over de helft van de tocht. In Petra Piana moeten we in onze tenten overnachten. We vinden het niet erg. De nachten in de dortoires van de refuges waren immers nooit helemaal rustig als je met twintig tot dertig mensen in een slaapzaal gestapeld ligt, een keer zelfs op drie niveaus gestapeld, met zes matrassen tegen elkaar geschoven. De snurkers, plassers en rusteloze vertrekkers vóór dag en dauw hielden ons uren uit de slaap.

Uitgerekend de ochtend na onze overnachting in bivak moeten we naar de refuge van Onda in een stromende regen. Ondanks onze jekkers komen we doorweekt aan in de bergerie van Tolla, een tussenstop waar we tommekaas kopen. We kijken al uit naar de heerlijkste maaltijd van de tocht die ons wacht in de refuge van Onda: de reputatie van de huisbereide lasagne waait alle wandelaars van noord en zuid tegemoet. De dikke, dampende lekkernij waar een hele dag werk aan is, wordt in reusachtige ovenschotels geserveerd en met een groot mes door een glunderende gardien eerlijk verdeeld.

Een stormachtige en gure wind begeleidt ons voor de laatste etappe over de alweer meer dan tweeduizend meter hoge Punta Muratellu. indexWe moeten ons met onze zware rugzakken op schuivende stenen schrap zetten om de berg niet af te waaien. Op de top hangt een gedenkplaatje voor een verdwenen alpinist. In de afdaling naar de Cascades des Anglais kom ik ten val. Een lelijke snee onder mijn knie legt mijn scheenbeen bloot. Het is gelukkig maar een vleeswond. Ik weet dat ons een uurtje later in Vizzavona een luxueus hotel wacht en een feestmaal in het Restaurant de la Gare. Het daaropvolgend drinkgelag met Romain en Julie zal ons nog lang heugen. Romain vat de dag nadien de GR20-Zuid aan, Julie reist met ons mee naar de havenstad Ajaccio.

Aan de kust zitten de hotels overvol maar loopt het seizoen al op zijn laatste benen. Langs het strand van Barbicaja is het nog 28° C en kunnen we de eerste nacht op de camping niet slapen van de warmte en een wilde everzeug die met haar jongen de bergen is afgedaald. Op zoek naar iets lekkers steekt ze haar neus de tent van Winke en Jolente in. Overdag, luierend in de hete zon, hebben we al weer heimwee naar de magie van de GR20.

 

Dit is een overzichtsartikel van onze GR20-tocht. Mijn rode opschrijfboekje bevatte nog ettelijke pagina’s inspiratie voor meer GR20-verhalen. Je vindt ze terug in een boek dat er uitziet als de laatste illustratie. Je kan het via de volgende link verkrijgen: 

https://www.standaardboekhandel.be/seo/nl/boeken/reisverhalen/9789402158908/peter-dejaegher/vijf-vingers-op-de-gr20-noord