Cabo de Gata (7)

Langs de startplek van de Ruta de los piratas, de Piratenroute, lopen we Las Negras uit. Er is vandaag regen voorspeld. Het baantje klimt een beetje tussen de laatste huizen. Waar de weg ophoudt en in een track overgaat, steken we een brugje over een beek over, de Rambla de las Aguillas, die naar de zee loopt. Tenminste, indien er water in staat. We passeren nog enkele cortijo’s. Deze boerderijen vallen op in het landschap, maar ze lijken helemaal verlaten en verwaarloosd. Het enige teken van leven zien we in de pogingen om in de omgeving nieuwe olijfgaarden aan te leggen.

Wat verderop wordt de track die we volgen ineens een betonbaantje, waar op de linkerkant grote stenen bassins vol water heel wat vogels lokken. We tellen vier grote vergaarbakken en twee kleinere. Het vasthouden van zoet water is hier een belangrijke zaak. Voorbij de bassins klimmen we gestaag naar boven, tot we op de heuvelruggen staan en onder ons en in de verte opnieuw de Middellandse Zee zien. Het begint lichtjes te regenen. Ik trek de regenkap over mijn rugzak. Marianne heeft in haar rugzak spijtig genoeg geen regenkap zitten. Ze heeft wel een lichtblauwe KW mee, alle beetjes helpen.

We wandelen nu naar Cala de San Pedro, een mooi in een inham verborgen strandje dat we al van ver beneden ons zien liggen. Het is gestopt met regenen. Vóór dat strand torent nog een burchtruïne uit een bos van manshoog groen struikgewas dat de vallei begroeit, waarin opnieuw een beek zijn zoet water naar zee laat stromen. De burcht op deze onherbergzame plek diende om een zoetwaterbron vlakbij te beschermen.

In het struikgewas aanbeland, stuiten we op tal van bouwsels van plastiek, hout, wat stenen en andere wegwerpmaterialen die dienstig zijn om bescherming te vinden tegen wind en regen. In deze krochten verblijven blijkbaar al dan niet permanent mensen. Dit vreemde gehucht lijkt een enclave in het natuurpark te zijn waar zwervers en outcasts die de gewone samenleving vaarwel hebben gezegd, hun vrijheid in armoede beleven.

Zelfs aan de voet van de burchtruine heeft een zwerver met wat versieringen en schilderingen zijn onderkomen aangelegd. Hij heeft naast zijn woning een bord rechtgezet waarop de passanten in zes talen diets worden gemaakt hoe ze zich in dit illegaal nest dienen te gedragen: gebruik maken van de verderop gelegen latrines, die we niet vinden; hun vuilnis terug mee te nemen naar Las Negras; geen chemische producten gebruiken; en de natuur te respecteren. Aan geen van de hutjes, bouwsels of enkele half vervallen stenen woningen laat ook maar iemand zich zien.

De markeringen van het pad vinden we niet meer terug. Vermits er tussen de bouwsels in deze jungle duidelijk wel interactie tussen de bewoners bestaat, liggen er zoveel paadjes kriskras op de bergflank, dat we de weg kwijt geraken. Intussen begint het weer zachtjes te regenen. Ergens verder beneden zien we hikers met een rugzak ook hun weg banen in deze doolhof. Op een goed genivelleerde plek staan nog enkele iglotenten van trekkers opgesteld. Op de bergpaden die dit maquis dooraderen is het uitkijken om niet in een hondendrol te trappen, want het ligt er vol van. Op goed geluk af belanden we aan een bouwsel waar boven de twee deuren een mannetje en een vrouwtje hangt: toiletten, maar we hebben ze niet meer nodig.

Verderop passeren we een langer gebouw dat zowaar op een huis met veel deuren lijkt en vermoedelijk bewoond is, want een stuk of tien katten hebben er net eten gekregen. Aan een zijde van het gebouw krioelen de poezen om het voer. In het struikgewas achterin ontwaren we een oude toren. Aan een schuurtje hangt een bordje: Route 66. Gelukkig zien we hier ook het pad met blauwwitte markeringen terug. Op de bergflank tegenover ons dalen twee mannen en enkele jongens de heuvel af. Daar zal het pad richting Agua Amarga lopen, gokken we.

Onze tegenliggers dalen in een sneltempo de berg af. Ze houden even halt als we vragen of ze van Agua Amarga komen. Dat beamen ze. Maar ze waarschuwen ons ook voor zware regenbuien over de volgende berg- en heuvelruggen. Met goede moed zetten we onze klim verder. Het moet één van de steilste van deze trektocht zijn, naast de klim boven San José.

Hoe hoger we klimmen, hoe meer regen er lijkt te vallen. Als donkere wolken pijpenstelen omlaag sturen, houdt dat KW’tje van Marianne natuurlijk rugzak en lijf niet droog. Maar Marianne heeft nog een grote grijze vuilniszak in haar bagage zitten. Ze scheurt armsgaten in het plastiek en een gat waar haar hoofd door kan, zo is ze toch wat beter beschermd tegen de regenval. Zelf blijf ik redelijk droog, omdat ik mijn waterdichte zwarte jekker heb aangetrokken. Mijn nylon wandelbroek wordt snel doorweekt, maar die heeft het voordeel dat ze ook weer snel opdroogt.

De klim is door de harde regen een stuk gevaarlijker. Hier en daar komt het water in beekjes de berg afgestroomd. De rotsen en stenen zijn gladder. Halverwege de klim kijk ik achterom naar het paradijs van de renegaten uit de samenleving. Beneden op de scheiding van strand en struikgewas zien we een café waar de piratenvlag strak aan de mast wappert. Aan het strand liggen nog wat afgebladderde gebouwen te verkommeren, maar de flanken van de eeuwenoude toren en het zeeoppervlak baden alweer in het zonlicht.

Ook op de heuvelkammen vermindert de regenval en duikt de zon weer op. We lunchen op een droge plek op de kammen met het restant aan droge stokjeskoeken, manchegokaas en water uit de drinkbus. We krijgen nog machtige zichten op de vallei. Af en toe piept er nog eens een prachtig maar goed geheim gehouden strandje tussen de heuvels op, waar jeeps, campers en zwerfwagens al een track gebaand hebben.

Op de tegenoverliggende heuvels van de vallei zien we haast geen groen meer. Witte en lichtgrijze vlakken hebben de flanken bedekt: we zitten hier in het Andalucia van de fruit- en groenteserres voor Europa. Tomaten kunnen hier dankzij deze serres vier keer op een jaar worden geoogst. Maar het plastiekafval laat overal op de kusten, tot in het natuurpark Cabo de Gata, zijn sporen na.

De knieën, spieren en gewrichten beginnen stilletjes aan te protesteren. We komen nog enkele vreemde bouwsels tegen die om God weet welke reden in deze woestenij zijn neergepoot en intussen weer tot ruïnes vervallen zijn, beklad door graffitispuiters. Wanneer we vanuit de tegenrichting meer en meer wandelaars beginnen te kruisen, beseffen we dat we Agua Amarga naderen. Na een laatste klim op een hoge rots krijgen we een panoramisch zicht op het dorp. Nog een kwartiertje wandelen en we staan aan de receptie van ons hotel, zegt Marianne.

Het is weer een hotel met een verwarmd zwembad dat helaas wegens het koude weer door ons onbenut zal blijven. Maar het hotel heeft voor ons enkele andere aangename verrassingen in petto: het bed is het grootste bed van alle bedden waarin we de vorige nachten hebben doorgebracht. De badkamer is top, beste stortbad van heel de reis. De ontvangst in de receptie is uiterst vriendelijk. We douchen, trekken verse kleren aan en Marianne hangt haar natte kleren buiten op de grote patio aan onze kamer te drogen.

Vóór het avondmaal hebben we nog de tijd om het dorp te verkennen. Het is Pasen, er is veel begankenis, alle cafés, resto’s en winkeltjes zijn open, hele families hebben hun beste pak aan. Rond een sympathiek pleintje met kunstig gesnoeide bomen hebben de dorpelingen zich op de terrasjes en de banken rondom gezet. We nemen nog wat foto’s in een steegje dat uitkijkt op de bulderende zee en lopen dan een wijnbar binnen waar we een lekker wijntje proeven en ons amuseren met en sourdine naar de zatte gasten te kijken.

Terug in het hotel kunnen we naar het restaurant voor het diner. In het restaurant zit welgeteld één jonge vrouw aan een te grote tafel. We wensen haar een goede avond en aan haar antwoord hoor ik dat ze van Franse origine is. We vragen of ze niet bij ons wil komen zitten. En dat doet de 34-jarige Eva-Anne. Ja, zegt ze, ik weet het, ik heb een vreemde naam. Ik ken niemand anders met dezelfde naam als de mijne. Men spreekt me aan als Evanne, dus doen jullie dat ook maar. Eva-Anne is op haar eentje een grote fietstrekking in Spanje aan het doen, van Granada naar Jaen. Ze is afkomstig uit de Vogezen waar haar vader een vakantiepark uitbaat. Ik bestel een tajine van kip, Marianne iets met zalm en samen drinken we een laatste fles rioja.

’s Ochtends staan we laat op. Als ik mijn hoofd buiten steek, staat Eva-Anne al gehelmd klaar om haar VTT op gang te trappen. Ze zegt dat ze een briefje voor ons heeft achtergelaten aan de receptie. Als we ooit eens naar de Vogezen zouden gaan wandelen, moeten we haar bellen. Ze heeft tal van tips.  

Het is op paasmaandag al behaaglijk warm in de zon, er is geen zuchtje wind en de hemel toont zich zo blauw als hij kan. Eindelijk stabiel goed weer! Spijtig genoeg moeten we vandaag terug naar huis. De taxichauffeur komt ons op tijd ophalen en praat onderweg honderduit over het natuurpark, de serre-landbouw, het plastiekprobleem en de grote infrastructuurprojecten in Spanje, zoals de aanleg van de hogesnelheidslijn van Madrid naar Almería die we langs de autosnelweg dichter bij zijn bestemming zien kruipen. In de luchthaven van Almería checken we onze bagage in voor de enige internationale vlucht van de dag, naar Brussels-South, waar mijn dochter Jolente ons zal komen ophalen.                       

Dit bericht werd geplaatst in Cabo de Gata, natuur, reizen, vrije tijd en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op Cabo de Gata (7)

  1. Anoniem zegt:

    nu nagenieten van jullie schone trektocht in de mooie natuur . De ergelijke plastiek velden storen ons ook, wetende dat de arbeiders aangespoelde Afrikaanse slaven zijn , ziek van de pesticiden…

    Like

Plaats een reactie