Cabo de Gata (6)

Na het beste ontbijt van onze reis te hebben genoten, dat uitgestald stond op een reusachtige ronde tafel in het restaurant, met méér soorten charcuterie, kaas, fruitsap, gebak en vers fruit dan elders, pakten we onze rugzakken terug in en vertrokken we. Op paaszaterdag stond de kortste hike van onze reis op het programma, amper 6 kilometer ver naar Las Negras. In de ochtend was de wind gaan liggen en wandelden we langs de grote weg van Rodalquilar richting Las Negras.

Zo gauw we konden verlieten we de drukke baan en sloegen we een kleiner wegje in naar La Ermita, een gehucht met enkele huizen die vooral verhuurd werden aan vakantiegangers. Voorbij La Ermita kwamen we weer op het blauwwit gemarkeerd pad. We liepen nog steeds door de vallei van Rodalquilar, die zou uitmonden op een prachtig strand waar de zee uit zachte kalkrotsen weer grillige beelden had gesculpteerd.

Vooraleer we terug op het strand liepen, deden we nog enkele interessante ontdekkingen. In de verte zagen we de Torre de los Lobos liggen. Die Wolventoren, een plomp en inmiddels ruïneus fort van het begin van de 16de eeuw, telde oorspronkelijk drie verdiepingen en was gebouwd in opdracht van Francisco de Vargas, de toenmalige koninklijke schatbewaarder. Hij liet zijn toren bouwen om de aluinmijnen in de streek te verdedigen, waarvan hij de concessie bezat. Halverwege de 19e eeuw herbergde het gebouw de vuurtorenwachters, maar nadien verkommerde de toren tot een ruïne.

Een beetje dichter bij de zee stuitten we op een complex van waterreservoirs en watermolenachtige houten constructies om zoet water boven te halen en in stenen baden te bewaren. Van de reservoirs was het niet ver meer wandelen naar een zwinachtig voorgeborgte van de Playa del Playazo de Rodalquilar, het meest merkwaardige strand dat we op onze hike passeren. Het gele strand kreeg van het jarenlange gebeuk van de zee grillig uitgesleten rotsformaties en mini-inhammetjes in het wit en roze als gezelschap. Tal van wandelaars zoeken er schelpen of zeevruchten. Vlakbij liggen meerdere parkings die in de hete zomermaanden wellicht vol lopen met campers en wagens van badgasten voor dit zeer bijzondere strand. Helaas is het strand hier en daar ook vervuild met pekbolletjes en -bollen.

In de verte zien we nog een burcht boven de kust uitsteken, het Castillo de San Ramon, dat op een gele rots is gebouwd. Met de verrekijker zie ik mensen naar het kasteel lopen. Op de stranden ervoor liggen zonnebaders. Eén man test de eerste zonnestralen uit op zijn blootje terwijl op het strand twee jongens aan het vliegeren zijn. Als hun vlieger neerstort in de golven, moeten ze het water in om hem terug op het droge te halen. Na wat gemanoeuvreer lukt het hen.

We volgen het pad dat ons op en neer door kleine valleitjes naar het Castillo brengt. Op een platform van het achttiende-eeuwse fort hoog boven de zee stond een batterij voor vier kanonnen om de kust tussen Cerrico Romero en Cala de San Pedro te beveiligen, waar een ander fort het vuur met zijn artillerie kruiste. Het Castillo werd tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog beschadigd, waarna het nu eens door daklozen werd bezet en dan weer door de politie, om de kust te bewaken. In 1875 verkocht de overheid het Castillo voor 1500 peseta’s aan een privépersoon. Tot vandaag wordt het nog gebruikt als privéwoning.

We klimmen verder langs het pad omhoog tot we weer zicht hebben op de kust, waar we terug afdalen naar het Cala del Cuervo. Op dat strandje trekt net een man zijn slip uit, loopt de branding in en duikt uiteindelijk de golven in. Lang blijft hij in het koude water niet zwemmen. We verpozen even aan het strandje waar de zon weldadige warmte geeft en slaan dan links langs een parking waarop wat campers staan de weg in die ons naar enkele gebouwen leidt, waarachter zich een camping schuilhoudt. Nog enkele honderden meter verder komen we terug in de bewoonde wereld, de eerste straten van het dorp Las Negras.

We komen rond de middag uit op een centraal gelegen plein waar we op een terras nog mensen zien ontbijten, terwijl ik eerder al dacht een lunchke te bestellen. Ernaast is nog een terras van een restaurant geopend. Maar daar zit voorlopig niemand. We zien hoe de gerant er een knappe jonge vrouw de opdracht geeft om wat meer haar best te doen om klanten te lokken. Helaas voor haar kiezen wij voor het restaurant dat de meeste klandizie op z’n terras heeft zitten. We bestellen er iets om te drinken. En een half uurtje later eet ik er nog een pizza en Marianne een belegd broodje.

In Las Negras heeft Marianne een appartement gereserveerd. Als we op het adres aankomen, in een residentiële wijk die tegen de heuvel is aangebouwd, staan we voor een gesloten traliehekken. Erachter loopt een oprit naar een grote villa, met een mooie voortuin en een openluchtzwembad. We zijn eigenlijk nog te vroeg in Las Negras aanbeland. Maar als Marianne de verhuurder belt, stopt er tien minuten later een auto voor het hekken. Een krasse zeventiger stapt uit. Van zodra hij zijn mond opendoet, voel ik het tot in mijn aders: een charmeur. Ik vergis me niet, de man heeft enkel aandacht voor Marianne. Nu ja, zij heeft dan ook de boeking gedaan.

Waar staat jullie auto, vraagt de man. We zijn te voet gekomen, zegt Marianne. Oh, dat vindt hij geniaal! De man spreekt goed Frans, dus leggen we in het Frans uit wat we aan het doen zijn. Hij leidt ons gedienstig rond in het vrij eenvoudige appartement. De badkamer is net groot genoeg voor een douche, een toilet en een wastafel. Als hij de deur van de slaapkamer openduwt, zegt hij met een schalkse kapoenenlach: en hier bevindt zich het oord van plezier! Ik denk bij mezelf dat hij dat zinnetje al goed van buiten kent. We doen alsof we niet goed weten of we met dat zinnetje nu moeten lachen of meesmuilen. Ik denk eigenlijk dat we allebei van onze ouders geleerd hebben niet uit het bed te klappen.

Wat er ook van zij, het bed op de kleine slaapkamer is een stuk smaller dan we op onze reis gewoon waren. Maar daar zitten we niet mee. Verder beschikt het appartement nog over een woonkamer met een divan. Op een kastje staat er nog een grote tv, een ding dat in alle kamers waar wij hebben overnacht voorradig was, maar door ons niet één keer gebruikt is. Wat allesbehalve in orde is, zelfs ambetant, is de verlichting van de slaapkamer. Er hangt geen licht aan het plafond en van de twee nachtlampjes werkt er eentje niet, terwijl we allebei ook graag lezen in bed.

Als Marianne vraagt waar we de volgende dag de sleutel mogen laten, antwoordt de man dat hij er een erezaak van maakt om elke gast ’s ochtends uit te wuiven. We moeten gewoon op de deur van zijn kleine huisje naast het grote hekken kloppen. Na onze douche keren we weer terug naar het centrum van het dorp, dat zoals de andere dorpen die we al hebben bezocht, een bohémienachtig trekje vertoont. In de strandbars langs het zeer smalle strand is een drukke after work party aan de gang, waar de meeste aanwezigen al diep in het glas hebben gekeken en de geur van weed de parfums overtreft.

De wind waait weer hard aan de kust. In mijn buik heeft zich een hongertje genesteld. Maar wacht eens, vroeg ik aan Marianne. Was het restaurant naast de bar-restaurant waar we bij onze aankomst gezeten hebben, niet doorlopend open van 8 tot 23 u? Zo kunnen we eens vroeg gaan eten, argumenteerde ik, in plaats van op de Spaanse uren aan het diner te beginnen. Een half uur later zaten we in de gelagzaal uit de wind, bij een Spanjaard die zijn gitaar had bovengehaald, lekker te eten. Calamares fritos voor mij en Marianne tartaar van zalm. Voor mij met rode rioja, ook al getuigt dat van een gebrek aan tafelkunst.

Op Pasen stonden we om 8 u te kloppen op de deur van de Franstalige Spanjaard. Geen respons. Dus gooiden we de sleutel in de brievenbus en zochten we het leuke ontbijtbarretje in het dorp op, waar we al eens langs hadden gewandeld: Taka Tuka, een aanrader. We bestelden er een heerlijk ontbijt, ons geserveerd door de schone Spaanse eigenares. De wind was gaan liggen en het terras van de cafetaria en ijsjesbar liep al snel vol. Een vrouw van middelbare leeftijd zette zich neer op een bankje in het zonnetje.

En daar kwam onze versierder de berg afgewandeld. Hij wenste iedereen een mooie Pasen en zette zich neer naast de dame op het bankje tegen de muur, met wie hij blijkbaar een afspraakje had. Maar hij had ook aandacht voor ons. Hij excuseerde zich dat hij zo lang had geslapen, maar we moesten weten dat hij de avond voordien nog naar het dorpscentrum was afgezakt, waar nog enkele leuke feestjes plaatsvonden en zo gebeurde het dat hij pas om 2 uur ’s nachts zijn bed had opzocht.

Wij zwierden de rugzak op de schouders en schudden onze verhuurder vriendelijk de hand. Ik vergat niet hem nog mee te geven dat er in de slaapkamer maar één nachtlampje werkte. ‘Oei’, antwoordde hij, ‘dat breng ik vandaag nog in orde.’ Waarop we onze trektocht verder zetten. De laatste etappe, 15 kilometer ver naar Agua Amarga, stond op het programma. In dat kustdorp zouden we nog overnachten om dan de volgende ochtend een taxi naar de luchthaven van Almería te nemen, van waar we helaas terug naar huis zullen vliegen.        

Dit bericht werd geplaatst in Cabo de Gata, geschiedenis, reizen, vrije tijd en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

2 reacties op Cabo de Gata (6)

  1. Diane zegt:

    mooi Peter , ingedachten zijn we meegereisd …

    Like

  2. Anoniem zegt:

    Peter, de cultuurraad Haacht zoekt actueel naar bijkomende kandidaten voor de cultuurprijs. Jij schreef toch je boek in 2023, niet? Zou je jezelf niet laten voordragen? Rudi

    Like

Plaats een reactie