Op en af de Mont

Een bezoek aan de Mont Saint-Michel plan je best ’s morgens vroeg of ’s avonds laat. En niet om 14 u in de namiddag, het uur waarop wij, vanuit België komend, de parking opreden. We waren nog maar net intra muros, of we wilden er al weer weg.
Voor de derde keer al bezocht ik de Mont, met 3,5 miljoen bezoekers jarenlang de belangrijkste bezienswaardigheid van Frankrijk op de Notre Dame in Parijs na. De eerste keer was het een blitzbezoek met mijn zus en haar lief, of was ze net getrouwd, ik weet het niet meer. We waren op doorreis naar Bretagne met de chique Citroën CX van de pa van Philippe. Daar waren mijn ouders en de twee kleinen, zoals wij onze vier en zes jaar jongere zus en broer toen nog noemden, op vakantie in een huisje in de buurt van Paimpol.

Enkele jaren later bezocht ik het Unesco-werelderfgoed deftig met Greet. We klommenDSC03037 helemaal naar boven tot in de abdij. Terwijl we in een restaurantje aan de wallen in een zalig voorjaarszonnetje zaten te eten, hadden we er een akkefietje met een stoute meeuw. Het is in de familie inmiddels een gekende anekdote.

Deze augustus, opnieuw op vakantie in Bretagne, vonden onze dochters dat ze de Mont Saint-Michel toch ook eens moesten aandoen. Alles is er voor de toerist anders geworden, op de berg zelf na. Om aan de verzanding van het Werelderfgoed paal en perk te stellen, werd er sedert ons jongste bezoek een slordige 200 miljoen euro geïnvesteerd in de site. Op de Couesnon, de rivier die er in zee uitmondt, kwam een indrukwekkende waterkering. Die werd een attractie op zich, 110 meter breed met acht wentelende sluisdeuren. In plaats van langs de dijk naar de Mont, moet je nu parkeren op een reusachtige parking van 4.000 wagens op het vasteland. De dijk heeft plaats geruimd voor een voetgangersbrug waar alleen speciale pendelbussen op mogen rijden.

De bussen met een stuurinrichting vooraan en achteraan, zodat ze op de brug niet hoeven te keren, zijn gratis. Dat mag wel, want een parkeerticket kost al 12 euro. En die bussen zijn ook best handig, want anders zou er bij een bezoek aan de Mont Saint-Michel een wandeling van 2,5 km heen en 2,5 km weer bij komen, niet iets waar bejaarden en gezinnen met kleine kinderen voor staan te springen. Bij die vijf kilometer extra mag je nog makkelijk anderhalve bijtellen, als je je auto niet in de buurt van de vertrekplaats voor pendelbussen kwijt bent geraakt.

Aangezien wij rond 14 uur in de namiddag aankwamen, was die vertrekplaats een Franse 800 meter van onze auto verwijderd. En aangezien mijn vrouwen naar het toilet moesten, wandelden we daarom eerst naar het imposante bezoekerscentrum tussen de parking en de voetgangersbrug. Daar kan je alles te weten komen wat er educatief aan de Mont en omgeving te vernemen is en je vindt er, naast allerlei natjes en droogjes, ook toiletten. Bovendien zijn er haltes voor de pendelbussen. Helaas moesten we eerst drie overvolle pendelbussen laten passeren vooraleer we ons op de vierde wisten te wurmen.

Op 400 meter van de middeleeuwse poort van de Sint-Michielsberg lozen de bussen een na een hun lading. In dichte drommen dringen de toeristen zich door de poort en over de ophaalbrug door een tweede poort, terwijl even zo veel anderen in de omgekeerde richting weer extra muros schuifelen. Eens binnen begint een steile klim langs de smalle steegjes en trappen van de abdijberg. Blijven drummen en dringen, file op de wallen, stilstaand klim- en daalverkeer op de trappen. Dreinende peuters, hijgende oudjes, kwajongens die kat en muis spelen, ongeduldige vaders, ongeruste moeders, struikelend kruipt de mensenslang naar boven en zwetend ploegt ze weer naar beneden. Het is zoeken naar een fotogelegenheid zonder vreemden in het kader.

Na tien minuten zijn we het beu. We tsjokken traag terug door de poorten. De massa wachtenden op de brug ontneemt ons de zin nog aan te schuiven voor een gratis bus. Wij voelen ons nog jong en fit als we eindelijk terug kunnen doorstappen op de brug, weg van dat bedevaartsoord waar ons geen seconde een mystieke gedachte te binnen is gevallen.

’s Avonds kuieren we tussen de vakwerkhuizen en steile straatjes, langs de historische wallen en vriendelijke pleintjes van Dinan. Geen werelderfgoed maar ook heel mooi en veel aangenamer om te vertoeven. Tijd voor een eerste cider op een rustig terras en dan Atypic, een heerlijk restaurant.

Dit bericht werd geplaatst in familie, reizen en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s