Zaterdag was het de twintigste verjaardag van Jolente. Sedert ze aan de universiteit studeert, valt die dag voor onze jongste dochter nooit gelukkig: het is examentijd. Ze had vooraf gevraagd om niets te organiseren en ook om geen bezoekers toe te laten. Want haar volgende examen is biomechanica, het zwaarste vak van de rij, van zes studiepunten. Haar eerste vraag hadden we zelf in de hand, al hadden we toch geprobeerd haar verjaardag niet ongemerkt te laten passeren. Maar het tweede verzoek had ik blauwblauw gelaten. Ik zou het gewoon onbeleefd vinden, een telefoon krijgen met het verzoek niet langs te komen op een verjaardag.
Rond negen uur werd er dus aangebeld. Ik was de boodschappen van de supermarkt nog aan het uitpakken, moest nog naar de bib, moest nog de kranten en het persoverzicht voor mijn werk lezen en zou dan de rest van de voormiddag in de keuken staan, om het gerecht te bereiden dat het feestvarken had mogen kiezen.
Mijn moeder. Ze ging maar even binnenwippen, want ze was op weg naar de winkel en ze had nog een druk programma, zoals alle gepensioneerden tegenwoordig. En Jolente zit zeker te blokken, had ze al bedacht. Maar ze moest toch zeker wel haar kleindochter een gelukkige verjaardag komen wensen, of niet soms? Koffie sloeg ze af.
Na een minuut of tien zei ik Jolente dat ze terug mocht gaan studeren als ze dat wou. Oma bleef nog wat kletsen. Over vroeger en het verschil met nu. Ik betrapte me zelf dat ik op mijn uurwerk keek. De bib was al open. Oma vertelde over de examenperiode in haar eerste jaar in het regentaat. Ze woonde als oudste dochter in een gezin van vijf kinderen nog bij haar ouders in een klein arbeidershuisje in de Blokstraat in Brugge. Op een kamertje dat ze moest delen, had ze een studeertafeltje mogen zetten om zich af te zonderen. Het was al ongewoon dat een meisje toen de kans kreeg om na haar middelbare school verder te studeren. Mijn moeder wou bewijzen dat ze die kans waard was.
Ze vertelt dat ze zich op een dag toch zo ergerde aan het lawaai beneden in huis dat haar uit haar concentratie hield, dat de tranen van onmacht haar over de wangen liepen. Het huis was vol feestvierders. Haar zeven jaar jongere zus Diane deed haar plechtige communie en de grote familie van grootouders, nonkels, tantes, neven en nichten was met zijn allen verzameld in alle vertrekken van het huisje, op die van de studente na. Misschien waren het ook wel tranen van frustratie, bedacht ik, omdat ze het feest van haar zus moest missen. Geen haartje op het hoofd van haar ouders dat er immers aan had gedacht om het communiefeest uit te stellen tot na de examens. Geen deernis om studenten, was toen nog het parool. Vandaag zitten de ouders mee in grote stress omdat er toetsen zijn op de basisschool, schampert oma. Ze heeft het gelezen in de krant.
Ik kijk naar buiten waar het gras kniehoog staat. De gemeente is hier het gras op de pleintjes in de wijk dit voorjaar nog altijd niet komen afrijden, zeg ik, terwijl ik mijn smartphone check op nieuwe berichten. Heel de wijk spreekt er schande van, voeg ik daar aan toe. Ik heb gehoord dat ze tegenwoordig het gras niet meer zo vaak maaien om de biodiversiteit te beschermen, antwoordt oma. Maar op lang gras zitten teken, zegt mijn vrouw. En op het plein spelen veel kinderen. Wat zou het, repliceert mijn moeder. Vroeger kwam de gemeente toch ook het gras niet afrijden. En de kinderen speelden met evenveel plezier in het hoge gras. Ik wil nog tegenwerpen dat kinderen tegenwoordig niet graag meer in hoog gras spelen, zeker niet als het nat is, maar ik doe er het zwijgen toe, kijk nog eens op mijn uurwerk en zie op mijn smartphone de ongelezen mail met het persoverzicht staan.
Waar ik me tegenwoordig aan erger, zegt mijn moeder, is dat de jonge mensen voortdurend op hun gsm bezig zijn. Onlangs heeft ze een van haar tienerkleindochters nog een standje moeten geven, vertelt ze. Dat is toch onbeleefd, vindt ze. Ik beaam. En dan herinner ik me opeens een gesprek dat ik een dag voordien had met Caroline Pauwels, een hoogleraar van de VUB, die zei dat de trend van het collectief studeren in het superdiverse Brussel ook een sociale behoefte lenigt: bij nogal wat studenten uit kansarme gezinnen is er thuis onvoldoende ruimte en rust om geconcentreerd studeren mogelijk te maken. Even overweeg ik het te vertellen. Haar eigen verhaal indachtig, zou mijn moeder het begrijpen.
Maar ze staat op. Tijd om naar de winkel te gaan, zegt ze. Ik zwijg. Als ik mijn moeder heb uitgelaten, besef ik dat ik er goed aan heb gedaan om te zwijgen. Ik denk aan de bib. Ik denk aan het persoverzicht. Ik denk aan mijn dochter, die boven met het zicht op de tuin in alle rust zit te studeren. En ik voel me schuldig. Ik blijf denken aan die dochter die nog niet zo lang geleden zei dat ze liever in de bib studeert dan op haar kot. Behalve als de examens echt beginnen, dan zit ze nog het liefste thuis, op haar eigen kamer, verwend door haar moeder. In het ongewisse over de kansarmoede die sommige kotstudenten naar de bib drijft. Op 6 juni begon de ramadan. Misschien moet ik haar met zo’n overwegingen deze dagen niet lastig vallen.
Mooie bedenkingen! Altijd welkom in die bib trouwens. Ik werk er, net als Caroline die me vertelde over je blog :-). En laat je dochter er gerust komen blokken als het nog eens te druk wordt thuis.
LikeLike
Tot ziens dan, al heb ik wel nog het raden naar je naam!
LikeLike
Je vindt hem wel op mijn blog. Maar ook hier: Marlies.
LikeLike