Zou mijn vader zich 29 jaar geleden ook een beetje hebben voelen sterven toen hij naast me zat tijdens mijn praktisch rijexamen? Want zo voelde ik me naast Winke, die aan het Examencentrum in Haasrode ijzig kalm en perfect geconcentreerd plaats neemt achter het stuur van onze kleine Ford Ka. De eerste proef is dan al gelukt: controle van de lichten en de remlichten, motorkap openen en het reservoir voor de remvloeistof aanwijzen. Oef, dat hadden we daags voordien nog even geoefend.
Ik had de examinator, een eik van een man, al vriendelijk aangeboden om vooraan plaats te nemen, maar dat is blijkbaar niet toegelaten. Hij dus met zijn reusachtige benen opgevouwen en het hoofd tussen zijn schouders op de achterbank achter de passagierszetel, ik vrij comfortabel maar met verbale en non-verbale zwijgplicht naast de kandidaat-chauffeur. Voorkomend legt hij de procedure van het examen uit en hop, weg zijn we.
Als ze stil moet staan op het heuveltje bij het uitrijden van het Examencentrum, om dan zonder achteruit te bollen terug te vertrekken, knijp ik al mijn handen in elkaar. Ze doet dat zonder handrem en met razende motor. De wagen gaat gelukkig meteen vooruit. Op de snelweg slaak ik een zucht van verlichting als ze niet het voorbeeld volgt van de rijschool-kandidaat voor ons, die tegen 90 kilometer per uur op de E40 braafjes achter een vrachtwagen blijft hangen. Ze steekt fluks de rijschoolwagen en de vrachtwagen voorbij. En een kilometer verder zoeft ze cool nog twee opleggers voorbij, zonder het streepje van de 120 te overschrijden.
Een eerste keer gaat het mis bij het parkeren. Een vloeiende S-beweging, had de examinator gevraagd. Ze breit een gehaakte S in drie stukken, zoals ze het beweging per beweging heeft geleerd. Rij eruit en doe nog maar eens, zegt onze passagier. ‘En opgepast, niet te dicht bij de wagen voor je.’ De tweede keer draait ze wel een sierlijke S. De procedure van deze proef schrijft dan voor dat de kandidaat de motor moet uitzetten, portieren sluiten en op een correcte manier een rondje rond de wagen moet lopen. Bij het uitstappen weerklinkt een alarmsignaal. Onaangedaan loopt Winke correct rond de wagen en stapt terug in. Opnieuw dat signaal. ‘Welk geluid is dat, Winke?’ Ze bijt op haar lip. ‘Ik weet het niet, mijnheer.’ ‘Dat is het signaal dat zegt dat je lichten nog branden’, lacht de eik. Wij trekken een scheve grimas. Ik pijnig mijn hersens: heb ik haar dat dan nooit gezegd? Ik tel: min twee.
We rijden verder foutloos Heverlee door. De snelheid pil op peil, de voet op de rem en het gezicht opzij bij elke voorrang van rechts, galant voor de zwakke weggebruikers die ons pad kruisen. Tot we aan het Imec-kruispunt komen. Daar was ik als begeleider van mijn dochter nog niet geweest. We moeten er links de Koning Boudewijnlaan richting Ring oprijden. Ik raad in stilte de moeilijkheid op dit kruispunt en mijn vrees wordt bewaarheid. Als het licht op groen springt, rijdt mijn dochter vlot het kruispunt op maar niet ver genoeg. Ze maakt aanstalten om de tegenliggers te snijden in plaats van verder door te rijden en hen eerst te laten passeren. De eik achter ons stoot een waarschuwing uit. ‘Nee, niet snijden, verder doorrijden, eerst de tegenliggers doorlaten!’
Het is om zeep denk ik. Ik loens naar Winke. Ze knarsetandt maar houdt zich sterk. We rijden verder de ring op, brengen geen tegenliggers, fietsers of voetgangers in gevaar bij het inslaan van de Naamsesteenweg. ‘Sla de volgende straat links af.’ Ik kijk naar links en hap naar adem als Winke de eerste straat links daar laat liggen. ‘Oei’, zegt ze als ze dat door krijgt. ‘Ja, rij nu maar recht door’, zegt de examinator. Ik denk, ach ja, het heeft toch geen zin meer om je nog op te winden. We rijden langs de kazernes van Heverlee het industrieterrein van Haasrode terug binnen en zijn voor onze chauffeur het beseft terug aan het examencentrum.
We stappen uit, deze rit naar Canossa zit er alvast op. ‘Nee, blijf maar zitten’, zegt de examinator streng. ‘We zullen eerst eens alles overlopen.’ Met een lijkbiddersgezicht rakelt hij het parkeerprobleem en de moeilijke passage van het Imec-kruispunt op. ‘Maar ik heb je zin voor initiatief op de snel weg erg gesmaakt’, lacht hij, ‘je bent geslaagd.’
‘Weet je’, zeg ik hem opgelucht als we naar het gebouw teruglopen, ‘ze rijdt eigenlijk beter dan toen ik voor het eerst mijn praktisch examen moest doen.’
‘Ja’, besluit hij alert, ‘daarom was jij dus gebuisd en zij niet.’
Wel, ik vind het helemaal niet erg dat mijn dochters het beter doen dan ik. Soms toch.
Straf… Zeker het voordeel van een vrouw te zijn…. Ik heb verschillende keren mogen terug gaan voor veel minder…
LikeLike
JA dat ben ik ermee eens zeker 100% voordeel van mooie wrouw te zijn . Ik had zelfde ervaring met Winny geghad tot moet opniew thereorisch exam doen
LikeLike
Ik heb al twee keer een examen meegemaakt met die ‘boom van een vent’ en mijn ervaring was totaal omgekeerd. Ik heb geen goed woord over voor die vent. Zeer negatieve ervaringen met verschillende examinatoren van Haasrode.
LikeLike
Inderdaad vreemd, ze buizen je er voor minder.
LikeLike