Toen mijn moeder 70 werd, gaf ze een groot feest. Ik probeerde haar te verrassen met onderstaande toespraak. Dat die niet van een leien dakje liep, weten de aanwezigen. Maar hieronder toch de hele speech.
Beste mama, beste familie,
Op verjaardagen van oma’s die 70 worden is het de gewoonte een toespraak te houden over het leven van het feestvarken. Ik moet u waarschuwen. Niets van wat ik hier ga vertellen is de waarheid. Of toch niet de hele, de zuivere, de enige waarheid. Omdat eigenlijk niemand die kent. Omdat wie die wel kent, al dood is. Omdat mensen zich de zaken al eens verkeerd herinneren. Er dingen bij verzinnen of kleinigheden opblazen. Maar de belangrijkste reden om hier een beetje te staan liegen, is om mijn moeder in bescherming te nemen. Stel je voor dat de kleinkinderen zouden denken wat een rebel, losbol, zuiplap, kinderbeul, … en vul zelf maar aan, hun oma wel was. Dat wil niemand haar aandoen. Daarom, beste familieleden: alles wat ik hier ga vertellen, berust op fantasie. Zelf ben ik niet zo’n fantast. Om mijn verbeelding wat te stimuleren, dank ik speciaal Nonkel Georges, tante Adrienne, tante Diane, tante Laurence, Katrien, Bart en Els.
Beste familie,
Geen van de kinderen hier aanwezig kan zich inbeelden hoe de mensen leefden in Vlaanderen in het jaar 1938, het geboortejaar van Georgette. Er kwam geen warm water uit de kraan. Op veel plaatsen was er niet eens een kraan maar een pomp. Eén per huis, of één voor een hele straat of plein. Gewone mensen hadden geen badkamer. De WC was een hokje buiten, op de koer, zonder chasse. Elektriciteit was schaars, centrale verwarming bestond nog niet, de televisie moest nog uitgevonden worden. Melk kocht je niet in de Aldi of de Delhaize, maar van de melkboer. De melkboer die in de Blokstraat in Brugge langskwam had een hondenkar. Inderdaad, een karretje dat getrokken werd door twee honden. Terwijl nu alleen de toeristen in een koets of paardentram rondrijden, waren het toen haast allemaal karren en koetsen die door de straten ratelden.
En daar zien we hoe in de Blokstraat een voordeur opengaat. We zien een charette naar buiten komen. Het is Georgette die de charette vooruitduwt. In de charette zit de kleine Laurence, die naar de kleuterschool gaat. Achter Georgette, volgen Adrienne, Diane en de kleine Georges. De kinderen Dermul gaan naar school, naar de Annunciaten op Sint-Gillis.
Als het vrolijke gezelschap Dermulletjes op de hoek van de Biddersstraat en de Annunciatenstraat komt, is Georgette op haar hoede. Ze weet dat van zodra kleine Georges in de gaten krijgt dat ze eerst naar de Sint-Gilliskerk gaan om de mis bij te wonen, hij zal beginnen tegenspartelen. Georges-tje wil niet naar de mis, hij begint te huilen en te roepen en te trekken aan de arm van zijn grote zus. Maar die is onverbiddelijk. Ze trekt hem tot aan de kerkdeur en dan zwijgt hij. Georgette zal het opstandige gedrag van het kleine broertje ’s avonds natuurlijk moeten rapporteren aan pa Nestor en ma Elisabeth. Daar zal wel een straf op volgen, denken we.
Want streng dat die ouders vroeger waren! Zo bracht de Sint eens een roe voor de kinderen Dermul. Een echt lederen zweepje om stoute kinderen te slaan. Op een dag was die roe verdwenen. Het is een van die familieraadsels die tot op vandaag niet opgehelderd zijn.
Maar het meppen van kinderen was Georgette dus wel met de paplepel ingegeven. Geen wonder dat ze er ook niet naast sloeg toen ze zelf moeder was geworden. Niet met een roe, dat was ouderwets. Georgette gebruikte haar pantoffel. Als ze die uittrok, wist je hoe laat het was. Dan kon je alleen nog zo je billen draaien dat het zo weinig mogelijk zeer zou doen, je spieren spannen en op de tanden bijten. En hopen dat de moederlijke woede zo snel mogelijk gekoeld zou zijn. Op die manier waren alle kinderen van Georgette als kleine hondjes goed afgericht. Alleen Bart niet. Op zekere dag bleef hij niet gewoon staan om de slagen te incasseren, maar zette hij het op een lopen rond de livingtafel. Achternagezeten door mama Georgette, roepend en tierend met haar pantoffel in aanslag. Geen wonder dat de woede wat langzamer koelde toen Georgette de ongehoorzame Bart eindelijk te pakken had. De klappen waren zo hard dat de hak van de pantoffel was afgebroken.
Gelukkig voor de kinderen van alle tijden, zijn er meer gelukkige dan ongelukkige momenten in hun jeugd. Ook voor de kinderen van Nestor en Elisabeth. Op zondag, als er geen school is, brengt de familie Dermul een bezoek aan grootmoeder, meme Louise. Zij was samen met pepe in 1919, na de Eerste Wereldoorlog, in de Rodestraat komen wonen. Het zondagsbezoek was een feest, want het kleine huis vulde zich met nonkels en tantes en neven en nichten. De nonkels rapporteerden aan hun moeder de gebeurtenissen in hun eigen gezin. Een telefoon had immers nog niemand. Nestor en Elisabeth vertelden dan dat Adrienne niet van de chocolade had kunnen afblijven. Of dat Georges-tje weer niet naar de mis wou. En alle kinderen van toen herinneren zich nog de grote discussies van hun nonkels en de oudere neven over het nieuws, over de sport, over de politiek. Waar de mensen nu voor hun televisie gaan zitten voor een praatprogramma, was er bij de familie Dermul een eigen Zevende Dag. Met nog diepere emoties en hoogoplopende discussies dan op tv. En vooral met meer leute en geschaterlach.
Voor alle kinderen was het bezoek aan meme nog om een andere reden het hoogtepunt van de week. Ze kregen er een zondagse cent. Geen eurocent, maar een oude frank. Voor wie het niet meer weet: 40 oude franken zijn een euro waard. Toen voelden de kinderen zich met zo’n frank de hemel te rijk. Ze kregen één frank bij tante Rosa, die vlakbij meme woonde, en 2 bij meme. Een kapitaal van 3 frank dus. Maar niet om op te doen, hoor! Spaarzaamheid was een grote deugd. Onder leiding van Georgette, mochten ze in het piepkleine snoepwinkeltje op de hoek van de Rodestraat, voor één frank elk snoep kopen. Adrienne koos altijd de kleinste snoepen die er waren, dan had je er het meest.
De twee andere franken moesten de kinderen in bewaring geven aan Georgette. Zij kocht daar dan later bloemen en cadeautjes mee voor vader Nestor en moeder Elisabeth, ter gelegenheid van Nieuwjaar of moederdag. Ik heb me lang afgevraagd waarom Georgette in haar living na het overlijden van onze opa Nestor en oma Elisabeth dat ouderwetse wandrekje met miniaturen koperen pannetjes en potjes heeft opgehangen. Maar nu weet ik het: het was een geschenkje van de kinderen Dermul voor hun vader en moeder. Jarenlang geleden met veel geduld bijeengespaard van de wekelijkse zondagscent. Om het rekje helemaal met potjes en pannetjes te kunnen vullen, hebben ze een jaar of drie gespaard. Als je dat weet, wordt het wandrekje nog véél mooier.
Was de zondag de leukste dag van de week, dan was kerstdag de leukste dag van het jaar. Zelf bewaren we de beste herinnering aan de kerstfeesten bij Nestor en Elisabeth in de Sint-Pietersnoordstraat. Al die grote mensen en kleine kinderen in die kleine living en voorplaats. Die kerstboom en die reusachtige stapel pakjes die naarmate we zelf groeiden, steeds kleiner werd. Die heerlijke sigarenrook waarvan vandaag iedereen zegt dat hij stinkt.
Niet alleen om die reden zag het kerstfeest er vroeger helemaal anders uit dan nu. Er stond nog geen kerstboom naast de kerststal. Kerstbomen kwamen pas in het begin van de jaren 50 in de mode. En die moesten toen ook versierd worden natuurlijk.
Nu kopen we de kerstballen, slingers en lichtjes in de winkels. Toen Georgette jong was, hadden de mensen daar het geld niet voor. Met hun grote zus knutselden de kinderen Dermul zelf de kerstversieringen in elkaar. Uit papier, karton, stof, denneappels, bobijntjes, luciferdoosjes, engelenhaar enz…werden allerlei dingetjes getoverd. Kleine kaarsjes waren de voorlopers van de huidige lichtjes. Het kon natuurlijk niet anders of dat moest tot ongelukken leiden. En inderdaad ging de kerstboom op zekere dag in lichterlaaie. Gelukkig brandde het huis niet mee af.
Ook hulst mocht met kerstdag niet ontbreken. En waarom zou je die gaan kopen als er een hele boom stond in het Baron Russette-park? Georgette ging dus gewapend met een schaar hulst gaan snoeien. Toen ze mooie takjes die iets hoger hingen moeilijk kon afknippen, hoorde ze plots iemand achter haar zeggen: ‘Moet ik niet een handje helpen?’ De behulpzame man bleek een politieagent te zijn. En zijn hulpvaardigheid was niet echt gemeend. De schaar werd in beslag genomen. Want daarmee was de diefstal van de hulst uit een openbaar park gepleegd. Moeder Elisabeth mocht de schaar gaan ophalen op het politiekantoor. Daar kreeg ze een uitbrander en de raad haar kinderen beter op te voeden.
Georgette was nochtans een braaf en intelligent meisje. Ze mocht verder studeren na de middelbare school. Maar alleen in de enige nuttige studierichting voor meisjes, die van regentes huishoudkunde. Het huishouden doen, dat was toen het lot en de toekomst van de meeste vrouwen, eens er kinderen zouden zijn.
Maar de wereld van de jaren vijftig was in volle evolutie, ook bij de Dermuls. Hoe kwaad was papa Nestor niet toen zijn dochter Georgette voor het eerst een lange broek kocht! Lange broeken waren voor de venten, rokken en kleedjes voor de vrouwen. Vrouwen in een broek, dat was onzedelijk. Maar de veranderingen en revoluties kwamen met zo’n vaart op Vlaanderen af, dat ook papa Nestor ze niet kon tegenhouden.
In 1958, een halve eeuw geleden, was Brussel de gaststad voor de wereldtentoonstelling. Die Expo ’58 heeft een enorme indruk gemaakt op de 20-jarige Georgette. Het Atomium met de negen bollen. De Naald, intussen al lang afgebroken, die de zwaartekracht tartte. Wonderen van bouwkunst en techniek. Al die buitenlandse paviljoenen waar tientallen landen het beste van hun kunnen lieten zien. Voor het eerst in je leven echte negers zien.
De jonge Dermuls maakten aan de vooravond van de gouden jaren zestig grote veranderingen mee: de intrede van de televisie en de telefoon, het succes van de moderne Engelstalige muziek en dans. Ook gewone mensen konden zich een auto kopen, er kwamen badkamers en centrale verwarming in hun huizen, ze begonnen op reis te gaan. Op Expo ’58 had Georgette gezien dat er een wereld aan haar voeten lag. Wie zou haar tegenhouden?
Als jonge werkende vrouw kreeg Georgette ook wat meer vrijheid. Ze mocht af en toe naar een bal gaan met vrienden. Bijvoorbeeld naar het bal in Oostende, waar ze als regentes werkte. De vrienden zeiden aan hun ouders dat ze met de trein zouden gaan. Wat ze er niet bij vertelden, was dat ze niet met de laatste trein zouden terugkeren, maar met de vroegste trein op zondagochtend. Om hun zondagsplicht te vervullen, en om meteen hun zonde te kunnen biechten, gingen ze nog eerst in Brugge naar de mis. Hun zonden waren daarmee wel vergeven door God, maar nog niet door hun ouders. Sommige vrienden mochten voor straf drie maanden lang niet uitgaan. De enigen op wie wel veel geroepen was, maar die niet gestraft waren, waren Georgette en nog een andere vrijbuiter, die in de grote havenstad Antwerpen op de zeevaartschool zat. Toen iedereen gestraft thuis zat, gingen Georgette en de kandidaat-officier ter lange omvaart maar op hun tweetjes uit. En ze werden verliefd.
Snel zou de familie Dermul de vrijer beter leren kennen. Rond die tijd moest Georgette naar het ziekenhuis om haar spataderen te laten verwijderen. Toen de familie verzameld zat rond het bed van Georgette, werd er op de deur geklopt. Een jongeman kwam binnen, verlegen en bescheiden. De wangen van Georgette kleurden meteen dieprood. Het was Roger, de zoon van Tryphon, een vriend-duivenmelker van opa Nestor uit het café De Colibrie. En alle aanwezigen rond het hospitaalbed herinneren zich als gisteren wat die jonge snuiter in zijn handen had: een tros bananen.
Niet iedereen was even blij met het jonge koppel. Georgette werd de les gespeld door meme. ‘Pas afgestudeerd en nu al aan vrijen denken!’ spelde meme Georgette de les. ‘Je ouders, die zoveel in je geïnvesteerd hebben, verdienen toch beter!’
Ook Roger moest op het matje komen bij Nestor. In een gesprek van man tot man, in de voorplaats, moest Roger uitleg geven over zijn plannen met Georgette. En aanhoren wat Nestor verwachtte van een kandidaat-echtgenoot voor hun oudste dochter.
Voor het jonge koppel brak een gelukkige tijd aan. Uitgaan, plezier maken. Drinken. Verschillende aanwezigen hier herinneren zich nog het verjaardagsfeestje voor Georgette’s 21ste verjaardag. Met vrienden, neven en nichten. Het werd een zuippartij, waarvan er later nog vele zouden volgen. Op een oudejaarsavond jaren later had Georgette eens zo diep in het glas gekeken, dat ze ervan moest overgeven. Snel snel naar de wc, maar toen gutste het er zo onweerstaanbaar uit, dat ook haar kunstgebit in de wc belandde. Gelukkig Nieuwjaar wensen zonder tanden, Georgette kan ervan meespreken.
Het jonge koppel leed wel onder de lange afwezigheid van Roger, die lange reizen maakte op zee. Bij zo’n zeereis van een maand of vier, deed het schip van Roger de haven van Duinkerken aan in het noorden van Frankrijk, niet ver van de Belgische grens. Daarna zou het schip verder varen naar Hamburg en vandaar terugvaren naar Antwerpen. Omdat de boot zo dicht bij België aanlegde, had de kapitein toestemming gegeven aan de officieren om hun echtgenote of verloofde voor een dag en een nacht te laten overkomen uit België. Je raadt het al: ook Georgette wilde naar Duinkerken. Maar dat was buiten papa Nestor gerekend. Stel je voor, bij elkaar slapen zonder getrouwd te zijn!
Nestor was niet om te praten. Georgette ging uithuilen bij een kloosterzuster op de school waar ze les gaf. En die kwam met een voorstel: ‘smokkel je valies mee naar het werk in Oostende’, zei ze, ‘en vertrek van hier naar Duinkerken. En als ze thuis problemen maken, zeg dan maar dat je met mijn zegen bent vertrokken’. Zo vertrok Georgette toch naar Duinkerken, zonder ouderlijke toestemming. Wie kon haar tegenhouden? Een gsm bestond nog niet. Van wat er in Duinkerken allemaal gebeurd is, hebben we nooit veel gehoord. Georgette heeft wel verteld hoeveel schrik ze tijdens de terugreis naar Brugge had voor de reactie van Nestor. Maar ze is er met de schrik van afgekomen. Toen Nestor en Elisabeth van de zegen van het nonnetje hoorden, werd de zaak in de familiedoofpot gestopt. En moest er toch over geroddeld worden, dan konden Nestor en Elisabeth tegen iedereen volhouden dat ze Georgette geen toestemming hadden gegeven. Dat had de zuster uit Oostende gedaan. En wie waren zij om tegen de zegen van een non in te gaan? En Georgette en Roger waren natuurlijk gelukkig dat ze elkaar na zoveel maanden nog eens gezien hadden. Het was, zo noteerde een betrouwbare bron, een compromisoplossing zoals men ze niet beter kan bedenken in de Wetstraat.
Ik maak nu een sprongetje vooruit en tegelijk achteruit. We zien opnieuw een voordeur opengaan. Opnieuw wordt een kinderkoets naar buiten geduwd. Het is weer Georgette die duwt. Alleen zijn we nu niet meer in de Blokstraat, maar in de Karel de Stoutelaan. En Georgette is geen kind meer maar is pas moeder geworden. Enkele maanden eerder was ze, gezeten op de buis van de fiets van papa Roger, in zeven haasten naar het ziekenhuis gereden omdat haar water gebroken was. En daar werd ik geboren. Het is dus ik die in de koets lig. Lekker warm ingeduffeld, klaar voor een gezellig wandelingetje in de zomerzon. Onder mij liggen grote briefjes van 1.000 frank. Die moeten naar de bank gebracht worden. Plots voel ik hoe de onervaren mama de koets uit haar handen laat schieten. Ik stuiter van de trappen naar beneden en word uit de koets gekatapulteerd. Ik zet mijn keel open. Een wind blaast intussen de briefjes van 1.000 frank in het rond. De moeder staat voor een verscheurende keuze: eerst haar geld of eerst haar kind? Hoe het afgelopen is, moeten we haar eens vragen. Maar ik leef in alle geval nog.
De tijd vliegt, beste mama. We zijn intussen 45 jaar verder. Daar zit je nu: met 2 kunstheupen en een kunstknie. Gevangen tussen geluk en weemoed. Omringd door mensen die je graag ziet en die jou graag hebben. Ik heb ook veel over mensen gesproken die er niet meer zijn. We gaan hier vandaag heel veel aan hen denken.
Enkele maanden geleden, de dag voor je voor je tweede kunstheup naar het hospitaal moest, belde ik je op. Of je er wat goede moed op had, vroeg ik. Het was een slechte dag geweest, zuchtte je. Je had veel geschreid. En veel aan papa gedacht. Voor de derde keer in twee jaar stond je voor een zware ingreep en een lange revalidatie. Opnieuw lange dagen alleen zijn en het huis niet uitkunnen. Niemand die een glas water haalt als je dorst hebt. Niemand die je moed inspreekt als je pijn hebt. ‘Al tien jaar is papa dood. En nog doet dat zo’n zeer’, zei je. Ik wist niet goed wat antwoorden. Ik ben niet zo’n goede trooster. Jij vond zelf de goede woorden. “Na morgen kan het alleen maar beter worden”, zei je. Ja, dat is nog een geluk, antwoordde ik. Er staan ons nog vele mooie dagen te wachten. Mama, een gelukkige 70ste verjaardag!