Onder deze titel schreef ik als toenmalig redacteur van De Standaard op 30 september 1998 een opiniestuk naar aanleiding van het ontslag van vice-premier en minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback omwille van de zaak Sémira Adamu. Deze Nigeriaanse asielzoekster kwam op 22 september om het leven bij haar gedwongen repatriëring. Tobback was nog maar pas tot de federale regering toegetreden, na het ontslag van Stefaan De Clerck (als minister van Justitie) en Johan Vande Lanotte (als minister van Binnenlandse Zaken) omwille van de ontsnapping van Marc Dutroux op 23 april 1998. Het artikel beschrijft een personeelscarrousel bij de SP.A die ook implicaties had voor de Vlaamse regering van Luc Van den Brande (CVP). De operatie lanceerde Steve Stevaert aan het politieke firmament en, zo zou een jaar later bij de verkiezingen van 1999 blijken, smoorde de politieke carrière van Eddy Baldewijns.
NATUURLIJK kreeg VLD’er André Denys geen antwoord op zijn vraag naar de verklaring voor de wissels in de Vlaamse regering. Minister-president Luc Van den Brande hield het bij de platitude dat de continuïteit in het regeerwerk wordt gewaarborgd, parlementsvoorzitter De Batselier haastte zich te zeggen dat alles reglementair in orde was.
Beiden hadden meer kunnen zeggen. De Batselier gaf als lid van het SP-politbureau mee de constructie gestalte die de SP met een minimum aan averij het ontslag van haar federale vice-premier en boegbeeld, Louis Tobback, moet doen verteren. En Van den Brande kan er toch niet gelukkig om zijn dat de geplaagde regeringspartner een kopstuk uit zijn regering weg plukt, de bevoegdheden herschikt en van de gelegenheid gebruik maakt om een baan te plaveien voor het politieke sterrendom van een nieuw kopstuk?
Maar Van den Brande ontweek de vraag. De Batselier smoorde als parlementsvoorzitter het vlammetje dat Denys probeerde aan te steken. En Denys zelf, hij kende zoals ongeveer iedereen in het halfrond het antwoord op zijn vraag. Hij kon bij voorbaat weten dat het vraagje waarmee hij de Vlaamse regering in verlegenheid wilde brengen, vakkundig zou afgevoerd worden.
Even dreigde tijdens de openingszitting van het Vlaams Parlement, maandag, duidelijk te worden welk belang op crisismomenten in België met gemak kan voorgaan op het algemeen belang: het partijbelang. Elk politicus, elk politiek journalist of anderen die het politieke reilen en zeilen van nabij volgen, voelen dat met hun ellebogen aan.
Daarom vroegen deze waarnemers zich niet in de eerste plaats af hoe het algemeen belang na het vertrek van Tobback het best kon worden gevrijwaard, maar hoe de SP dit partijprobleem zou oplossen. Tussen haakjes: hetzelfde fenomeen deed zich voor bij andere partijen die ministers verloren.
De voorrang van het partijbelang op het algemeen belang is in ons land zo diep geworteld, zo’n reflexmatig kenmerk van het politieke functioneren in nagenoeg alle partijen, dat het fenomeen zelden voor het voetlicht wordt gebracht, laat staan voorwerp is van diepgaand debat. De voorrang van het partijbelang op het algemeen belang kwam met het ontslag van Louis Tobback en met de stoelendans die ermee gepaard ging, wel erg afgetekend uit de coulissen.
ERGENS diep onder de olifantenhuid van Tobback deed de dood van Sémira Adamu een adertje springen, wat hem belette nog als minister aan te blijven. Tobback, zo valt in zijn omgeving te horen, was vooral ,,kapot” van de dood van de vluchtelinge. Dat de rijkswacht hem op het verkeerde been heeft gezet, of dat er zoveel hypocrisie, ook bij de coalitiegenoten, over het asielbeleid bestaat, hebben een bijrol gespeeld. Die factoren waren voor een man van het kaliber van Tobback niet onoverkomelijk. En ze mogen dat ook niet zijn. Zo luidde de analyse van verschillende toppolitici. ,,Tobback had niet moeten opstappen”, oordeelde CVP-voorzitter Marc Van Peel.
Impliciet zei Van Peel dat Tobback zijn persoonlijke motivatie liet primeren op het algemeen belang: de stabiliteit van de regering, de voortzetting van het beleid in het algemeen en de politiehervorming en het asielbeleid in het bijzonder. Dat algemeen belang was voor Tobback onvoldoende reden om aan te blijven.
In zijn afscheidsinterview aan Belga liet hij wel weten beschikbaar te blijven voor het belang van zijn partij. Hoewel hij al tijdens de Agusta-affaire, vlak voor de vorige verkiezingen van ’95, sprak over het einde van een politieke generatie, zwicht hij voor het belang van de SP om volgend jaar nog eens als boegbeeld van zijn partij voor honderdduizenden stemmen te zorgen.
In ieder geval, het vertrek van Tobback uit de regering stelde de SP voor een opvolgingsprobleem. Bij de oplossing van dat probleem liet het vijfkoppige SP-politbureau zich vooral leiden door het SP-partijbelang. Crisissen zijn uitdagingen, redeneerde het kwintet, en het maakte van een tegenslag een briljante tegenstoot: het bedacht een constructie die Stevaert als wissel op de toekomst lanceert.
Om Tobback te vervangen oordeelde de SP-top dat alleen Luc Van den Bossche, het socialistisch zwaargewicht in de Vlaamse regering, daarvoor de politieke capaciteiten en vakkennis bezit. Vervelend is wel dat de SP daarvoor de Vlaamse regering moet amputeren, maar partijnood breekt wet.
Die amputatie geeft de partij echter de gelegenheid om negen maanden voor de verkiezingen in de tegenaanval te gaan met de lancering van een nieuw talent: Steve Stevaert. Dat Stevaert, ook de burgemeester van Hasselt, daarvoor zijn stad in de steek moet laten, is misschien vervelend. Maar partijnood breekt wet.
Stevaert kent echter niets van Onderwijs, de bevoegdheid van Van den Bossche. Geen nood, in die Vlaamse regering zit nog een depanneur, Eddy Baldewijns, ooit de onderwijsdeskundige van de SP. Baldewijns mag dus voor de rest van de regeerperiode onderwijs doen en Stevaert mag het ,,Baldozer-beleid” op Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening voortzetten.
Het hoeft geen betoog dat ook deze wissel risico’s inhoudt voor het algemeen belang dat de Vlaamse regering moet behartigen. Het blijft bijvoorbeeld afwachten of Stevaert hetzelfde handhavingsbeleid op ruimtelijke ordening zal volgen als Baldewijns.
In dit verhaal lijken toppolitici wel marionetten die van zo’n grote flexibiliteit en gehoorzaamheid getuigen dat ze zomaar ergens kunnen worden weggeplukt en ergens anders weer kunnen worden ingezet. Alsof er niets veranderd is.
DIE indruk is fout. Toppolitici zijn zo door de wol van het partijfunctioneren geverfd dat ze deze partijdictaten voor lief nemen. Ze danken hun carrière aan de partij. Ze weten dat hun partij ook beslist over de toekomst van hun carrière. En vooral: als puntje bij paaltje komt, zijn ook toppolitici soldaten die met hun partij naar de verkiezingsoorlog trekken.
Of zoals Norbert De Batselier deze week antwoordde op de vraag of Luc Van den Bossche wel echt de keuze had om de Vlaamse regering te ruilen voor het kabinet van de federale vice-premier: ,,Op zo’n moment is zelfs een Van den Bossche een echte militant van de partij.”
Ten slotte: het onderscheid tussen partijbelang en algemeen belang is in zekere zin kunstmatig. Elke politieke partij meent immers dat het algemeen belang het best gediend is wanneer haar programma wordt uitgevoerd. Het algemeen belang valt voor een politieke partij juist samen met haar eigen partijbelang. Daarvan zullen alle partijen ons in juni volgend jaar weer trachten te overtuigen.
In de partijgeest van politici over alle partijgrenzen heen, dienen partijbelangen – zoals de samenstelling van de verkiezingslijsten, de aanstelling van de lijsttrekkers en het lanceren van boegbeelden – dus ook het algemeen belang.
De vraag van Denys was daarom pertinent, maar ook schijnheilig.