Een week van zon en zee, natuur en rust in een hotel aan een van de langste praia’s of stranden van Portugal, aan de Algarvekust. Dat had mijn vrouw weer eens voortreffelijk geregeld.
Het was de derde vakantie in Portugal op enkele jaren tijds: na een citytrip naar Lissabon volgde vorig jaar het bezoek aan Porto en Coïmbra, waar onze jongste dochter onvergetelijke ervaringen opdeed met Erasmus. Ons strandhotel Vila Gale Nautico in Armaçao de Pera, geboekt via Thomas Cook, blijkt vergeven van de Engelsen, maar goed, die taal spreken wij tenminste vlot.
Aan het zwembad, in het buffetrestaurant of in de bar, overal legt mijn vrouw makkelijk contacten met andere vakantiegasten. Rond het zwembad zijn eigenlijk onvoldoende ligbedden beschikbaar, maar gelukkig zijn wij geen mensen om de dag op zonnekloppende wijze voorbij te laten gaan. Wat niet wil zeggen dat we de strandparasol van een vertrekkend Vlaams echtpaar graag gratis in ontvangst nemen. Want zo’n parasol, dat nemen Belgen niet mee terug op de vlieger.
We regelen een actief programma van uitstappen: een boottochtje naar de grotten van Benagil, kustwandelingen naar de klif waarop de kapel van de Senora da Rocha staat en op het vlonderpad langs de lagune van Salgados, een trip naar het oude havenstadje Lagos. Het nec plus ultra vormt een schoolreis die van de morenmetropool Silves, in zijn gloriedagen drie keer zo volkrijk als Antwerpen, langs helende bronnen naar de hoogste Algarvetop Monchique leidt en van daar over de ongerepte westkust strandt op het einde van de wereld, de westelijkste kaap van Europa, Kaap Sint-Vincent.
Maar tijdens een verkenning van Armaçao, luttele jaren geleden amper meer dan een vissersgat, laat Greet ons stuiten op Pastelaria Jimmy. In de Rua Bartolomeu Dias, wat buiten het toeristische circuit waar het na negenen ’s avonds koppen lopen is, heeft de gewezen nummer acht van Silves na zijn voetbalcarrière een patisserie geopend. Eerst en vooral moet je weten: Portugal ademt voetbal. Er is in Armaçao geen café waar je niet elke dag naar voetbalwedstrijden kunt kijken, liefst op minstens twee schermen. En als er wel een is, hebben wij het alleszins niet gezien.
Jimmy doet zeer bescheiden over zijn voetbalverleden. Hij vertelt dat hij bij Silves maar in tweede speelde, al weet ik niet zeker of hij tweede nationale of regionale bedoelde. Het zou wel eens het laatste kunnen zijn. De eerste en tweede nationale divisies zijn professionele competities, de andere zijn voor amateurs. Een patisserie is dan ook iets anders dan het schitterende vijfsterrenhotel op de kliffen boven een gouden strand, dat volgens onze knappe motorbootkapitein Pedro eigendom is van een vorige Portugese voetbalgod, Luis Figo.
Het fotobord waarop talrijke actiefoto’s op het voetbalveld de passie van de pastelariahouder etaleren, is iets minder bescheiden dan de voetballer zelf: het palmt de langste muur van de pastelaria in. O ja, dat moet ik ook nog vertellen: de pastelaria’s in Portugal zijn vaak veel meer dan winkels voor pasteitjes. Je kan er ook koffie drinken of ontbijten ’s morgens en ’s avonds is het gewoon een café, vaak ook nog een supporterslokaal met van die tv’s waarop alleen voetbal te zien is. En in het geval van Jimmy is het ook een cocktailbar, zij het alleen voor lokale fijnproevers.
Mijn vrouw is zo’n fijnproever van gin-tonic of cocktails als caipirinha. Die laatste heeft Jimmy ook op z’n kaart staan. Voor 3 euro. Ja, u leest het goed: drie euro. ‘Ja maar’, wilde mijn vrouw weten, ‘maak je die dan zelf, of heb je zo’n plastieken emmer vooraf gemixte bucht onder de toog staan?’ Zoals de mojito’s in ons hotel die de Engelsen met liters drinken, dacht ik daar bij. ‘Fresca’, zei Jimmy. ‘Wel’, beloofde mijn vrouw, ‘als je ze vers maakt en ze zijn lekker, wil ik hier wel elke avond een caipirinha komen drinken.’
Bingo, Jimmy! Ik dacht aan de woorden van de gids op de excursie naar het einde van de wereld, die beaamde dat het toerisme in Portugal in het algemeen en in de Algarve in het bijzonder de jongste jaren een steile opgang kent. ‘Dat heeft natuurlijk te maken met Turkije, dat een dictatuur is geworden. Of met de moslimterreur, ook in islamitische landen als Tunesië en Egypte. Of met onrust en instabiliteit, zoals in Griekenland’, vertelde de Nederlander die alles weet van Armacao tot op het einde van de wereld. ‘Wie wil nou nog met vakantie naar die landen? Zo is de een zijn dood de ander zijn brood. Van dat brood geniet Portugal nu.’ De assistant-manager van ons hotel bevestigt in wat diplomatischer termen de woorden van de Nederlandse gids. ‘In Europa is Portugal nog gespaard gebleven van terroristische aanslagen. Laat ons hopen dat dat zo blijft.’
’s Anderendaags staan we om halftien ’s avonds terug aan de toog van Pastelaria Jimmy. De jongen achter de bar steekt zijn handen in de lucht, als mijn vrouw vraagt waar de twee caipirinha’s blijven die ze tien minuten geleden besteld heeft. ‘Een beetje geduld’, vraagt de jongeman in gebroken Engels, ‘Jimmy is op komst.’ Een kwartier later komt de ex-voetballer eindelijk met de drankjes aangelopen. ‘Sorry’, zegt hij simpel met zo’n glimlach die vrouwen doet smelten. ‘Niemand anders hier kan caipirinha’s maken’, verontschuldigt hij zich.
Als zijn pastelaria wil meesurfen op het brood van Portugal, bedenk ik giftig, zullen ze dat toch snel moeten leren, vooraleer het weer te laat is. De dag nadien lopen we door als Jimmy weer eens andere dingen te doen heeft dan in zijn pastelaria staan. Maar de laatste dag troont mijn vrouw zes Belgen mee naar Jimmy. Ze heeft een Limburgse onder hen net blij gemaakt met de parasol. Gelukkig geeft Jimmy deze keer thuis.