Ergens in het diepe Vlaanderen heeft een sociale huisvestingsmaatschappij halverwege de jaren zeventig een woonwijk neergepoot. Hij telt zo’n 200 huizen, onderverdeeld in drie categorieën: kleine huisjes voor alleenstaanden, gepensioneerden of mensen met een beperking (toen nog omschreven als fysiek of mentaal gehandicapten), bungalows voor kleine gezinnen en ruimere gezinswoningen met vier slaapkamers. Vandaag zijn de meeste bewoners van de sociale wijk eigenaar van hun woning. Vooral in de eerste en in de derde categorie woningen huizen nog huurders.
Waar de architecten in de jaren zeventig niet aan hebben gedacht, is dat mensen die een huis als het hunne beschouwen, zeker als ze eigenaar zijn, ervan houden om dat ook te laten blijken: in bouwstijl, in de kleuren van de materialen en de schrijnwerkerij, in de aanleg van de tuin. De wijk werd gewoon gebouwd in één uniforme stijl, met dezelfde gevelstenen, aluminium ramen en kunststoffen deuren. Zelfs de brievenbussen waren in heel de wijk gelijk.
Vandaag ziet de wijk er al helemaal anders uit. De bakstenen en het casco van de huizen zijn nog hetzelfde, maar zeker in de eigenaarshuizen is voor de rest zowat alles naar persoonlijke smaak en voorkeur van de bewoners aangepast. Ook de kerstversiering, een verschijnsel dat in Vlaanderen opduikt van zodra Sinterklaas terug naar Spanje is.
Op een donkere decemberavond maakte de Grijze Man in de wijk een wandeling met zijn
hondje. Hij doet dat al jaren trouwens. Meestal dezelfde toer, zij het sinds twee jaar niet meer lurkend aan een zelf gerolde sigaret en met een nieuwe hond. Door die gewoonte weet hij inmiddels waaraan hij zich op decemberavonden mag verwachten. Rode kerstpoppen die uit vensters kruipen. Verlichte kerstbomen en lichtslingers in de huiskamers en voor de vensters. Hier en daar een boom in de voortuin in al dan niet flitsend licht getooid. Lichtconstructies in de vorm van een hert of een sneeuwman. Allemaal ornamenten waar de Grijze Man, als hij eerlijk is, met enige dedain op neerkijkt.
Kerstversiering is een instrument waarmee mensen zich in een wijk onderscheiden. De Grijze Man weet uit jarenlange ervaring waar hij een glorie van licht mag verwachten. De voortuin, de gevel en de woonkamer van één bepaalde gezinswoning overtreffen gewoonlijk alle andere woonsten in pronk- en praalzucht. Vaak heeft hij zich tijdens december- en januari-avonden afgevraagd wat mensen bezielt om hun voortuin uit te rusten met massa’s flikkerende lichtvervuiling.
Maar dit jaar blijft de glorie van licht wel erg lang uit. Het duurde al langer dan gewoonlijk vooraleer er een eenzame constructie van een lantaarnpaal langs de oprit verscheen. Onverlicht. De volgende dagen kwamen er allerlei versieringen en posturen bij: een rendier, een ree, een Bambi. Een Kerstman die een kruiwagen voortduwt. Een pinguïn en een ijsbeer. Een vos, godbetert, en een eekhoorn. Een drietal sneeuwmannen. Allemaal in duister gehuld.
Waarom, vroeg de Grijze Man zich de voorbije dagen af, blijven ze dit jaar zo lang onverlicht? Wat kan daar de meerwaarde van zijn? Hij probeerde zich voor de geest te halen wie in het huis woont. Hij weet dat hij de bewoners al gezien heeft. Enkele jaren geleden is hij er aan de deur geweest voor de omhaling van 11.11.11. Het blijft een raadsel.
Op een zaterdagnamiddag iets na vieren gebeurt het. In een passage die hoop en al enkele seconden duurt, op een pad door weiden en bossen net buiten de dorpskom, tijdens de wekelijkse jogging om zijn lichamelijk verval te bestrijden, stuit de Grijze Man op de bewoners van het huis.
Hoewel hij zich hen eerst niet meer kon herinneren, weet hij in die flits zeker dat zij het zijn. Een vrouw in een elektrische rolstoel met twee honden trekkend aan hun leiband, komt van de tegenovergestelde kant op het verharde pad aangereden. Een oudere man staat al twintig meter vóór haar uit en dus dichter bij de Grijze Man een dier te lokken dat in de wei staat. De Grijze Man is lang geleden met zijn vrouw ook nog voorbij die wei gewandeld, om hun kleuterdochters de dieren die er stonden te laten voederen. Er heeft van alles op dat gras gegraasd: een pony, paarden, schapen met lammetjes, geiten.
Als hij haar joggend passeert, ziet de Grijze Man het geluk van een kind op het gezicht van de al bejaarde vrouw in de rolstoel. Het geluk vinden van een kind in de ogen van een oudere volwassen vrouw, is iets bijzonders. De Grijze Man merkt hoe de vrouw ernaar hunkert om de dieren te zien die haar man speciaal voor haar dichterbij heeft gelokt. De Grijze Man kijkt net lang genoeg achterom om de oudere man te zien lachen van plezier om het geluk van een kind in zijn vrouw te herkennen.
Een vrouw die een man doet lachen omdat hij op haar gezicht het geluk van een kind herkent, geeft hem het mooiste geschenk dat er bestaat, bedenkt de Grijze Man, verder weglopend van het tafereel. Voor zo’n vrouw is een man tot veel bereid. Die avond kijkt hij vol verwachting uit naar de voortuin. Hij ziet het al van ver. Het huis straalt voor de wijde wereld.