Afscheid van Luc

Haacht-Station heeft Luc Geens ten grave gedragen. De buurman van mijn ouders zag ons opgroeien en wij zagen zijn kinderen opgroeien.

In de parochiekerk van Onze-Lieve-Vrouw-Van-Altijddurende-Bijstand besprongen me deLuc emoties. Over Luc, over mijn vader en andere vaders die zo vroeg gestorven zijn. Luc was geboren in 1950, in Lisala in wat toen nog Belgisch Congo was. Hij was dus dertien jaar ouder dan mij. En mijn in 1998 overleden vader was ook (ongeveer) dertien jaar ouder dan hem.

Tussen de generatie van mijn vader en die van mij was hij de brug. Mijn vader zag ik met die dertien jaar jongere Luc omgaan als een gelijke. Ik zag Luc als jonge vader sommige dingen anders doen dan mijn vader, moderner, meer met zijn tijd mee, zo kan je dat misschien best omschrijven. Hoewel een leeftijdsverschil van dertien jaar enorm lijkt als je zestien bent, vond ik onze buurman Luc een toffe kerel, zo iemand die ik wel graag als leerkracht zou hebben gehad.

Maar dat kwam misschien wel omdat hij ook scoutsleider was geweest. Luc was nog maar amper weg bij de scouts toen ik jongverkenner werd. Vóór Luc zijn huis bouwde op het voetbalveldje naast mijn ouderlijk huis, kende ik zijn broers Hedwig en Paul al. Bij de jongverkenners had Paul me leren sjorren en, als ik me goed herinner met Dirk Marcelis en Wim Claes als medeleiders, het Avondlied leren zingen.

Of Jan Stroobants daar ook bij was, durf ik niet zweren. Ik weet wel nog dat de Jakke Stroêt me tijdens het kamp van Pulderbos in 1975 op zijn brede schouders zwierde als was ik een pluimpje. Vóór we het kampvuur zouden ontsteken, toen de avond stilletjes aan het vallen was, nam hij de liefhebbers op sleeptouw om eerst nog snel een potje te gaan zwemmen in een wat verder gelegen vijver met zwart water, tot ook de lucht pikzwart was, bezaaid met sterren.

Hedwig was in Pulderbos bij de verkenners, een ordeloze troep waarmee ik als eerstejaars jongverkenner op het groot kamp pas echt kennis maakte. Ik was mijn welpenleiders Jan De Pierre (Akela), Jan Van Der Aa (Baloe) en Greet (Bagheera) ontgroeid. De overgang van welpen naar jongverkenners was in die tijd betekenisvol, een breuk welhaast. Welpen sliepen nog niet in tenten, moesten hun bedden nog niet sjorren, hun potje nog niet bereiden op de houtskool van een gesjord tafelvuur of mochten nog niet op dropping of kompastocht. Bij de welpen hadden we ook een leidster. De trui van Bagheera was zacht en rook heerlijk.

Mijn herinneringen leiden me af. Ik zie iemand met lange haren staan aan de ingang van de kerk en herken Hedwig. Ik zie hem terug voor me in die onvergetelijke jaren zeventig waarin de verkenners op mijn eerste echte scoutskamp haast allemaal hun haar lang hadden. Hij praat met iemand in wie ik Paul meen te herkennen. Ernaast staat, lang zoals weleer, Jo Van der Aa, die in Pulderbos een Sixtus won door helemaal in zijn eentje een patrouilletent recht te zetten. Ik zie ook Wim Claes en Edgard De Pauw, die op het kampvuur de vlam in de pan kon jagen door “Twintig jaar geleden as ge da nog wet” op zijn gitaar te rammen.

Luc heeft het scoutsbloed doorgegeven. Ik zag zijn zoon Raf bij de jongste takken binnendruppelen met zijn guitige ogen toen ik zelf aan mijn laatste leidingsjaren bezig was. Zoals zijn vader zou Raf later nog lange tijd een steunpilaar van de scoutsgroep zijn. In het bosje achter de tuin van zijn vader had hij in zijn apenjaren met het lange haar waarmee hij zo op zijn nonkel Hedwig lijkt, met zijn scoutsvrienden een groot kamp gebouwd, eigenlijk was het een alternatief lokaal, waar ze zelfs een frigo en een tv-toestel hadden staan.

Enkele weken geleden, bij het struinen door mijn boekenkasten, stootte ik op een in eigen beheer uitgegeven boek dat ik met mijn broer Bart, de gebroeders Peter en Koen Daenen en Philippe Cardyn heb samengesteld ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van de scouts en gidsen in Haacht-Station, die toen nog VVKSM Brigands heetten. De herinneringen en de emoties na het zingen van het Beloftelied op het einde van de begrafenis, deden me teruggrijpen naar dat boek, getiteld En sterren staren teder…, een zin uit het Avondlied.

Ik wist dat Luc ook een bijdrage aan dat boek had geleverd. Mijn lievelingsplekje, was de titel. Vandaag zouden we het een column noemen. Het ging over de blokhut die hij als verkenner mee had helpen bouwen op braakliggende gronden aan de Wespelaarsebaan in Boortmeerbeek, waar later de missieprocure van Don Bosco zou komen. Ik herlees het stukje en moet grinniken. De verkenners van de troep van Luc beleefden de mooiste tijden in hun blokhut. Tot ze op een dag, zonder dat ooit geweten is wie verantwoordelijk was, is afgebrand. Ik denk aan wat er geworden is van dat stevige bouwsel van Raf in het bosje achter de tuinen van onze ouderlijke woningen…
En ik realiseer me dat Raf zo ongeveer dertien jaar jonger moet zijn dan mij.

Boven ons, Raf, staren sterren teder.

Dit bericht werd geplaatst in Haacht en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op Afscheid van Luc

  1. Mooi – dat brengt zoveel herinneringen terug..
    Ik herinner me Luc nog het meest als jongverkennerleider, iemand met een groot hart, veel vriendschap en die altijd wel een lach klaar staan had. Veel dank aan hem !
    NB : ik weet niet meer of ik je ooit het avondleid heb leren zingen , maar moest dit het geval geweest zijn : alsnog mijn welgemeende excuses (zingen is nooit mijn sterkste kant geweest)…
    Groeten,
    Dirk

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s