Zaterdag ben ik met Marianne gaan wandelen in La Roche en Ardenne. Het was jaren geleden, ergens in de jaren tachtig van de vorige eeuw, dat ik in die toeristische trekpleister geweest was.
Ik herinner me alleen vage beelden van de kasteelruïne die we toen hebben beklommen en van mijn metgezellen, jongens nog, net als ik verkenners met wie ik in de buurt op kamp was.
Er valt ook heel wat te bekijken. Het feodaal kasteel uit de negende eeuw om te beginnen, dat boven het dorp in de Ourthevallei uit torent. Maar er is ook een museum over het Ardennenoffensief, want het dorp werd tijdens die slag in de Tweede Wereldoorlog voor negentig procent verwoest. Meer dan honderd inwoners kwamen in het oorlogsgeweld om het leven.
Het dorp heeft ook nog een wildpark op zijn territorium, je kan er een pottenbakkerij bezoeken, een rondritje maken met Le P’tit Train of op afspraak chocolade gaan proeven bij Cyril Chocolat, een chocoladefabriekje. Het centrum van het dorp is vergeven van terrasjes, restaurants en brasseries, en omgeven door huurbare weekendhuisjes en vakantieverblijven van alle grootten en voor elke beurs.
La Roche ontpopte zich ook als plaats voor onverwachte ontmoetingen met oude bekenden. Maar nu was ik hier met Marianne. Ze had een pracht van een gpx-wandeling van een kleine veertien kilometer van RouteYou op haar smartphone gedownload. Even buiten de dorpskom zetten we ons mondmasker af om steil omhoog te klimmen langs een rotsachtig pad tot op de heuvelkam hoog boven de Ourthe. Daarna volgde een afdaling tot in het belendende dorpje Maboge, waar we recht over het kerkje en naast B&B Le Canard op biercafé “Den Erpel” stuitten. Er heerste een drukte van jewelste. Niet omwille van een stormloop van proevers voor het veertigtal bieren op de kaart, maar door een kudde trailrunners die er verzamelen had geblazen om wat op en neer te lopen langs de hellingen van de Ourthevallei.
Ons was het in Maboge vooral om Maboge Plage te doen, een grasweide aan de overkant van de rivier, waar de liefhebbers kunnen zonnen, pootjebaden en zelfs een zwempie wagen. Het mondmasker was er verplicht, al was niet duidelijk of dat gebod ook gold voor wie zich te water bevond. Wij aten er onze picknick, plonsden er wat door de stroming en voelden ons gelukkig.
Na de middagpauze klauterden we weer de hoogte in op een pad zo steil dat het me aan de GR20 deed denken. Deze streek wordt echter door de GR57 doorkruist, een grote routepad van 360 km dat van boven Luik tot in het Luxemburgse Diekirch vooral langs de Ourthe kronkelt. We zweetten en puften ons naar boven.
Af en toe werden we door trailrunners ingehaald. Dat er dat geen één al lopend deed, zegt genoeg over de hellingsgraad. De streek bleek ook een plek te zijn voor ontmoetingen met oude bekenden. Toen we bijna boven waren, kwam er een wandelaar met een strooien hoed gezapig naar beneden gewandeld. We keken elkaar aan en op het ogenblik dat er in mijn hersens een waarschuwingslampje begon te branden, verbreedde hij zijn glimlach. “Maar kijk nu, wie we hier hebben! Dag Peter!”
Net binnen de tijd om betamelijk te blijven vond mijn hoofd de schakel naar de naam van een tot man volgroeide jongeling: Farid! Lang geleden heb ik hem leren kennen toen hij stagiair was bij De Standaard. Sinds jaren zie of hoor ik hem nog weinig maar lees ik hem veel, want hij is een gewaardeerd journalist van Het Nieuwsblad geworden. Hij moest in La Roche zijn kinderen op een of ander kamp afzetten en besloot er met een mooie wandeling een dagje uit van te maken. Met de vage afspraak elkaar te treffen op een terras in La Roche, hervatten we een kwartier later onze tocht. Marianne en ik hijgend verder omhoog naar de top, Farid omlaag naar de Ourthe.
Een uurtje of twee later op een goed gevuld terras in La Roche met Marianne en een verse Lupullus voor me, viel de eerste druppel van een stortbui die op de weersvoorspelling van mijn iPhone tussen de mazen was geglipt. De terrasbezoekers zetten zich tegen de afstandsregels in wat dichter bij elkaar onder de luifel om niet natgeregend te worden. Ik belandde naast een man met een zonnebril die in het gezelschap was van drie vrouwen. Wijzend naar de bergschoenen die ik net uit de regen had gered, want ik had ze intussen verwisseld voor sandalen, vroeg hij me met een Antwerpse tongval of we een mooie wandeling hadden gemaakt.
Zo geraakten we aan de praat. De man vertelde dat hij een huisje had in Vielsalm, waarop ik hem vroeg hoe het daar nog met de varkens was. “Varkens?”, vroeg hij, niet begrijpend. Ik legde hem uit dat tijdens mijn militaire dienst de Ardense Jagers in Vielsalm waren gelegerd en varkens werden genoemd, omdat ze een metalen everzwijnenkop droegen als kenteken op hun groene muts met die karakteristieke lange flap. “Oh”, lachte hij, “nu ge het zegt.” En hij voegde daar aan toe: “Maar ik ben bij de paracommando’s geweest. Van 1985 tot 1987.”
Ik was meteen klaarwakker. De man bleek op dezelfde dag als ik zijn militaire dienst begonnen te zijn in de Instructiecompagnie Paracommando in Wartet. “Zet je zonnebril eens af?”, vroeg ik. Pas toen herkende ik in zijn deugnietenogen mijn naamgenoot uit peloton 12N, de 48 jonge mannen die op 2 december 1985 aan een groot avontuur waren begonnen. Farid heb ik in La Roche niet meer gezien, maar Peter en ik hadden praats voor uren.
Haha fantastisch om te lezen. Mooie foto ook!! Heb de blog bij mijn favorieten gezet, zo kan ik af en toe nog is iets lezen.
Groetjes van uw naamgenoot.
LikeLike