Brexiteers niet welkom in Le Débat

De geschiedenis woekert om ons heen en blijft ons parten spelen. Ze leeft in herinneringen en strooit lessen in het rond. Soms ook lessen die niet herinnerd worden als ze nodig zijn. In de auto hadden Joan en ik het over vroeger en nu, over politiek en muziek, over oude vrienden en kennissen, over vrouwen en kinderen, de inmiddels grote en hun nieuwe kleine. Op de achterbank las Winke “Oorlog en terpentijn” van Stefan Hertmans. Af en toe keek ze op, de oren gespitst, om niets te missen van iets dat ze nog niet wist.

Opnieuw waren we met z’n drieën in de kleine, oude Ford Ka gestapt voor een reis naar Moisannes. Nog wat specifieker: naar Sourdiou, een gehucht van enkele lukraak rondgestrooide natuurstenen huizen op tweehonderd meter afstand van een ander gehucht, Le Débat, waar ook wat als dobbelstenen bijeen gesmeten huizen in de natuur verweren. Beide gehuchten kregen de erkenning van hun plaatsaanduiding, onder de vorm van het karakteristieke witte bord met zwarte letters in cursief. Ze bestaan dus, ook al lopen ze beide dood in verharde, door tractorsporen uitgesleten boswegen, kronkelend midden de weiden en bossen van de Limousin.

Voor mij breken voor de derde keer enkele heerlijke vakantiedagen aan op 45 minuten rijden van de grote stad Limoges, wereldberoemd voor het porselein sinds de achttiende eeuw, en tien minuten van het middeleeuwse Saint-Léonard de Noblat, op de Sint-Jakobsroute naar Santiago de Compostela. Saint-Léo was met 140 papiermolens het Franse centrum van de papiernijverheid toen papier maken nog een ambacht was.

Met zijn gloednieuwe R4 oldtimer, in Frankrijk een 4L (spreek uit: katrel), rijdt Joan ons naar de laatste papiermolen, Le Moulin du Got. De molens van weleer maakten papier van vermalen versleten lorren. Winke, Bie, Joan en ik zijn erbij als de bezielde museumgids Marie wellustig haar handen in het papierdeeg steekt, om al wie het wil weten te laten zien, ruiken en voelen hoe dat vroeger ging en waarom het door de industrialisering sedertdien teloor is gegaan.

De R4, waarmee ik op mijn 18de mijn rijbewijs haalde, roept bij Joan en mezelf herinneringen op aan onze eerste uitgaansjaren, de vrijheid van de auto in een duistere tijd van punk, new wave en massabetogingen tegen de plaatsing van middellange afstandsraketten. We waren opgelucht dat Amerikanen en Russen daarover een verdrag hadden afgesloten. Enkele dagen geleden verstreek de geldigheidsduur van het verdrag. In de media las je dat bij de fait divers. Wellicht zijn de vele dringende problemen waarmee de wereld vandaag kampt, neem nu de klimaatopwarming, veel dringender voor de planeet dan de vrees voor een nucleair conflict na de plaatsing van nieuwe Pershing II- en SS-20-raketten. Maar dan lijkt die sense of urgency toch nog geen gat geslagen te hebben in de ozonlaag van onze Wetstraatstolp.

Waar we allemaal wél wakker van beginnen liggen, is de Brexit met zijn onheilspellend naderende finale. Zelfs in Moisannes. Vorig jaar hadden Winke en ik al kennis gemaakt met de Engelse buren van Joan en Bie. Ze wonen tweehonderd meter verder, in het centrum van Le Débat. Clive en Ann hadden ons uitgenodigd in hun houten woning, gebouwd met boomstammen die nog dikker zijn dan die van de blokhut van Jeremiah Johnson, de onvergetelijke film uit 1972 van Sydney Pollack over een trapper in het Amerikaanse wilde westen, met Robert Redford in de hoofdrol. Er is nog een verschil met de hut van Jeremiah: die van Clive is minstens tien keer zo groot.

Clive heeft ook wel wat van een trapper, maar nog meer van een gedistingeerde Engelsman. In zijn Engelse tuin klateren de fonteintjes lustig, ligt een bootje te wachten in de dieper gelegen vijver, zijn de struiken en heesters perfect gesnoeid, kronkelen paadjes langs gazons naar onverwachte achterafjes, groeit een grote pruimenboom waarvan de vruchten een heerlijke gin opleveren en trekt een weliswaar niet zo monumentale replica van Stonehenge toch de aandacht.

De woonkamer, de keuken, de televisieruimte, de slaapkamers, de bibliotheek, … alles is reusachtig. Overal aan de muren hangen Engelse prenten en schilderijen van landschappen, paarden, honden, schepen en taferelen. Op de benedenverdieping prijkt op de ereplaats een portret van Winston Churchill. Clive is een groot bewonderaar van de staatsman die het Verenigd Koninkrijk de Tweede Wereldoorlog heeft doorgeloodst, al weten we naar zijn eigen zeggen wel allemaal dat die ouwe Winston wat minpuntjes had.

Maar breek Clive de bek niet open over de huidige generatie Engelse politici, die “sssoooo stupid” zijn geweest om Groot-Brittannië uit de EU te willen halen. Al wie de heerlijk Engelse woning binnentreedt, kan niet naast de waarschuwing kijken voor alle Engelsen die op zijn voordeur is geplakt, en die ik hier even vrij vertaal:

“Als je een supporter bent van de Brexit, ben je hier niet welkom. Jij en de incompetente politici die jij ondersteunt, hebben de tienduizenden leden van de expatgemeenschap doorheen heel Europa met een onnoemelijke miserie opgezadeld, om nog te zwijgen van de schade die je toebrengt aan je eigen land, Engeland, dat intussen ten prooi is gevallen aan een xenofobe hysterie. Daarom zie ik geen enkele reden om je de gastvrijheid van mijn huis of mijn tafel aan te bieden. Om jezelf niet verder in verlegenheid te brengen, vertrek, liefst nu.”

Clive bewijst dat het mogelijk is, zelfs bewonderenswaardig: even radicaal van de EU houden en tegelijk hartstochtelijk Engeland en de Engelse tradities beminnen. Naast een van zijn twee riante buitenterrassen heeft Clive een monument opgericht ter ere van zijn vader, tijdens de Tweede Wereldoorlog de sergeant-majoor van een stuk artillerie dat door een team van vijf soldaten bediend werd.

Zes vertikaal geplaatste palen in het rond, vijf min of meer gelijke en één hogere, symboliseren de band tussen de chef en zijn mannen. Ze vochten mee in die oorlog van het Midden-Oosten tot Noord-Afrika, dan naar Noord-Ierland, waarin via het neutrale Ierland een Duitse inval werd verwacht, terug naar het strijdtoneel in Sicilië en mee Italië in, tot de Slag om Monte Cassino. Ze bleven vrienden voor het leven.

Clive is van jongs af met de wapenmakkers van zijn vader opgegroeid. Elk jaar mocht hij met hen mee naar Ieper, om er de herinnering aan de gesneuvelde vaders uit de Eerste Wereldoorlog hoog te houden. Van de hele artilleriebatterij waarvan de ploeg van Clives vader deel uitmaakte, leeft vandaag nog één oudstrijder. Hij is 99. Maar Clive gaat nog altijd naar Ieper.

 

Dit bericht werd geplaatst in geschiedenis, politiek, reizen, vriendschap en getagged met , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie