Timshel

Het boek had al meermaals in mijn hand gelegen, 600 van het omdraaien en lezen zacht geworden bladzijden zwaar. De lelijke omslag van de tiende druk van de Nederlandse vertaling uit 1978 was altijd de finale afknapper. Hoe kon nu achter zo’n zeemzoete tekening van een zedig geklede vrouw en een boer met een hoed op die elkaar de rug hebben toegekeerd aan een sjofel boerderijtje, terwijl de boer een vertrekkende koets gadeslaat met een paard ervoor en een ander echtpaar erop, het meesterwerk schuilgaan van een Nobelprijswinnaar?
Maar het lot voerde me, onder de vorm van enkele boeken op mijn leeslijstje die stuk voor Edenstuk in de bib waren uitgeleend, toch Ten oosten van Eden. Ook omdat mijn dochter Winke het gelezen had. Zij wist me zonder veel woorden duidelijk te maken dat ze het bijzonder mooi vond. Ofschoon ik aanvankelijk nukkig struikelde over de oude spelling, blies na enkele bladzijden het magnum opus van John Steinbeck uit 1952 me helemaal van mijn sokken.

Hou op, smeekte ik hem op sommige bladzijden, doe dat toch je personages niet aan, laat het lot asjeblieft zo’n wending niet nemen. Op andere bladzijden smolt ik van bewondering voor een ontroerende dialoog of een verrassende metafoor. Of lukt de auteur erin me sympathie te laten krijgen voor een slecht personage en me te ergeren aan de eerlijke goeierd. Maar ik loop te hard van stapel.

Het boek speelt zich hoofdzakelijk af in de Salinas-vallei in de centrumregio van de Amerikaanse staat California, maar de plot heeft uitlopers in Connecticut en Massachusetts, in de tijd van de vorige eeuwwisseling tot het einde van de Eerste Wereldoorlog, al spit Steinbeck ook zo diep dat er wat flarden van de Amerikaanse burgeroorlog bloot zijn komen te liggen.

Het verhaal vertellen zou me veel te ver leiden, zelfs in een medium zonder grenzen als een blogpost. Samengevat gaat het over twee families die met elkaar te maken krijgen, de Hamiltons en de Trasks, de eersten afstammend van een arme maar vindingrijke Ierse immigrant, de tweeden bemiddeld geworden door de erfenis van een onmogelijk koosjer vergaard kapitaal waarvan de afkomst niet wordt opgehelderd.

Het zijn de zoons, Charles en Adam Trask en Adams zoons Caleb en Aron die symbool staan voor de verwijzing naar het Genesis-verhaal van Cain en Abel en ik schrijf nu even Cain op z’n Engels omdat Steinbeck de namen van de zoons niet toevallig met die letters liet beginnen. Door het epische verhaal met onvergetelijke karakters als de dienstbode Lie, de gevoelloze moordenares Cathy die als hoerenmadam Kate steenrijk werd, de volwassen geboren Abra die als kind al weet met wie ze zal trouwen of de vele telgen van Samuel Hamilton met hun eigen drama’s, triomfen en tragiek, meandert het thema van de broedermoord uit het Oude Testament. De soms gewelddadige en wrede rivaliteit tussen broers om de gunst en de liefde van hun vader, met de goede en de slechte zoon, wordt langzaam opgebouwd naar een finale vol suspens.

Eén grote boodschap zindert door de roman: de mens kan kiezen. Steinbeck tovert er het oude Hebreeuwse woord timshel voor tevoorschijn, wat zoveel betekent als “je zou kunnen”. De zoons zouden de vloek van Cain en Abel kunnen overdoen, of net niet. Een man kan blijven, of hij kan gaan. Een vrouw kan het leven wijden aan liefde of aan afgunst, genereus zijn of hebberig, vrij of gehoorzaam en verknecht aan anderen. Een mens bestiert zijn eigen lot, al moet hij zulks soms wel worden geleerd of diets gemaakt. Voor zijn geluk of zijn doem hoeft hij niet afhankelijk te zijn van anderen of van de omstandigheden, want hij zou zelf kunnen… Een onvergetelijke roman.

Dit bericht werd geplaatst in literatuur en getagged met , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie