In Nossegem hing hij nog in de woonkamer, boven het barmeubel. In Wespelaar was hij verbannen naar de bureau. Waar zich de op een vezelplaat geplakte reusachtige zwart-witte posterfoto van de Mercator, met volle zeilen klievend door de golven, zich nu bevindt, weet ik niet.
Het oude schoolschip van de Hogere Zeevaartschool in Antwerpen ligt al jarenlang als museum in een Oostends dok. Ik was het nog niet eerder gaan bezoeken. Maar tijdens een tweedaagse in Oostende met Greet, zag ik de kans schoon.
Mijn vader heeft op de barkentijn met drie masten zijn opleiding gekregen tot officier ter lange omvaart. Als kind keek ik graag naar de zwart-witfoto’s van zijn zeereizen, verzameld in oude fotoboeken met een lederen kaft in de boekenkast in de bureau van mijn ouderlijk huis. Er was een foto bij die bij hem paste als een tang op een varken, verkleed als zeemeermin met een strooien pruik en borsten van halve kokosnoten. Doop op de evenaar, een oud zeemansgebruik.
Op de poster staan enkele minuscule figuurtjes op het dek. Lang geleden was ik er zeker van dat een van hen mijn vader was: de man met een donkere, dikke trui aan die voorovergebogen dicht bij de boeg aan de kaapstander aan het werken is. Mijn vader had zo’n auberginekleurige dikke pull, als ik me niet vergis vertelde mijn moeder ooit dat ze hem zelf voor hem had gebreid. Mijn vader liet me al mijn kinderjaren in mijn wijsheid.
Als ik met Greet de achtersteven betreed via een loopplank, voel ik me onder de indruk van de 78,4 meter lange en 11 meter brede Mercator die zich voor ons uitrekt met zijn wirwar van touwen, masten en ra’s boven ons. Het schip kon vijftien zeilen voeren met een totale oppervlakte van 1.600 m² en haalde, bij gunstige wind, een maximale zeilsnelheid van dertien knopen. Wat een geweldig huzarengevoel moet het voor de bemanning zijn geweest, toen kapitein Van de Sande haar bij het uitvaren van New York in 1953 al vóór het kruisen van het Vrijheidsbeeld al die zeilen liet bijzetten.
Ik kijk naar boven en probeer mijn vader als kadet te zien, hoog in het want, terwijl hij de brede zeilen aan de hoogste ra aan het ophalen is. Er bestaat een foto van, de jongeman die mijn papa zou worden hoog in de touwen aan de ra, tussen andere kadetten worstelend met dat zeil en vol bravoure lachend naar de fotograaf.
Wie hoog op zee voor het eerst aan de ra hangt, heeft al drie maanden op het schip doorgebracht aan de wal, om het helemaal te leren kennen en om alles te leren wat een zeeman in die lang vervlogen dagen moest kunnen: touwen slagen, zeilen maken en verstellen, de seinvlaggen bedienen, morsesignalen begrijpen en zenden. Met de sextant, het roer en het kompas overweg kunnen en ’s nachts op de sterren varen. Het dek schrobben. Aan de nagelbank alle touwen en zeilen van het schip blindelings herkennen.
Eens op zee, begon het spartaans leven pas echt. Slapen in hangmatten en eten in dezelfde ruimte, al je bezittingen in een klein kastje. Wat een verschil met de kajuiten van de officieren en hun mess! De afgepeigerde kadetten hebben één troost: ze dromen ervan officier ter lange omvaart te worden en dan behoren ze zelf tot het meest bevoorrechte kliekje op hun koopvaardijschip.
Maar eerst moeten ze de harde leerschool doorkomen. Elke dag om 6 u op, vermoeiende dagen van werken, schrobben, leren en oefenen, oefenen en oefenen. ’s Nachts eenzaam op het dek op wacht, de nietigheid ervaren van het scheepje op de eindeloze oceaan onder een uitspansel van miljoenen sterren waar elke mens zich klein voelt. Wat had ik mijn vader graag bezig gezien. Een filmcamera was toen nog zeldzaam. Op het museumschip worden enkele zwartwitfilms vertoond, van een beeld van zes ton van de Paaseilanden dat aan boord van de Mercator wordt gebracht en van het leven aan boord. Papa staat er niet op.
Later, vertelde hij, als hij met pensioen was, zou hij opnieuw de verre bestemmingen van weleer bezoeken. Bladerend door zijn fotoboeken herinner ik ze mij: de Canarische Eilanden, Tunis, Caïro, Bahrein of Kuweit. En natuurlijk ook die Fiji-eilanden waarover hij het had als we met zijn zessen aan tafel zaten en we aan het dromen sloegen, hij met zijn blik op oneindig onze tuin in kijkend. En wij, we wilden zo graag mee, al wist geen van ons die Fiji-eilanden ook maar bij benadering liggen.
Het heeft niet mogen zijn. Op 13 februari 1998 overleed papa plots. Hij was zestig.
Pingback: De Zee in Mu.ZEE | Peter Dejaegher