Het dateert al van een jaar of vijf geleden dat de mannen tijdens hun jaarlijks weekendje nog eens in doodsgevaar verkeerden. Dat was in Ieper, nog vóór de eeuwherdenkingen van de Grote Oorlog. Een van de mannen liep toen over de hoge, smalle boog van een brug. Hij redde het.
Het afgelopen weekend was het doodsgevaar opnieuw van de partij. Imminenter en frequenter. De mannen maakten niet toevallig een wandeling in Marche-les-Dames. Want daar is het Trainingscentrum voor Commando’s gevestigd. Ze hadden het plan opgevat van het commandokamp door het bos achter het militair domein te infiltreren naar Boninne, een klein dorpje met meer doden dan levenden en een kerkhof dat bezweek onder de chrysanten. En van daar zouden ze dan verder trekken in vijandelijk gebied.
Maar laten we niet vooruit lopen op de tocht. Het eerste doodsgevaar moesten de mannen al het hoofd bieden bij het overschrijden van de overdekte Strontbeek, op het punt waarop in de hen allen bekende roman “De muts” de kandidaat-paracommando’s op hun nachtelijke strafexpeditie via het gat in het plafond van een tunnel wisten te ontsnappen aan de dodelijke stinkgassen. Voor hetzelfde geld had een van de mannen in dat gat kunnen sukkelen. En krijg hem er dan maar eens uit.
Voorbij de beek leidde hun gids in het Trainingscentrum hen een bijna loodrechte beboste helling op. Het scheelde geen haar of de inspannende klauterpartij langs een omgevallen boom liet een van de mannen een Albertje maken, in plaats van hem veilig tot op de kam van de rotsen boven de Maas te brengen. Dat niet meer mannen minstens ontsnapten aan een helse valpartij mag gerust een wonderlijk toeval worden genoemd, aangezien slechts één van hen prat kan gaan op de conditie van een actieve paracommando. Een slordige 35 jaar geleden weliswaar.
Eens boven op de beboste rotskam hoog boven de Maas loerden de doodsgevaren achter elke hoek, rots en boom. Gelukkig waren de bezadigde huisvaders met enig gezond verstand niet allemaal thuis gebleven. Zij bezwoeren de durfallen niet op de dubbele kabel boven het ravijn te vorderen, over het schuine oplopende balkje tussen twee rotspunten te laveren of op smalle uitsteeksels en richels een loodrechte rotswand te ronden. Toch niet zonder beveiliging.
Het vlakke pad naar Boninne was een gezondheidswandelingetje. Van daar leidde de zoals steeds goed voorbereide gids de troep met behulp van een stafkaart naar een militair kerkhof in Champion. De Belgische en de Franse driekleur wapperden er vrolijk naast elkaar. Maar bloemen, kransen en chrysanten gaven verstek. Onder de zoden en zerken lagen volgens betrouwbare tellers 491 Belgische en 32 Franse jonge helden begraven. Daar hadden de mannen zich niet aan verwacht. In stilte verkenden ze eerbiedig het kerkhof.
De Belgen liggen in goed onderhouden individuele graven, de Fransen in twee massagraven. Van de Belgen kreeg twee vijfden een graf met als opschrift Soldat Inconnu-Onbekende Soldaat. Een meerderheid van de identificeerbare soldaten was geboren in de jaren zeventig en tachtig van de negentiende eeuw. Ze zijn allemaal om het leven gekomen in augustus 1914.
De meeste gevallen Belgen maakten deel uit van het 8ste Linieregiment, dat bij het begin van de Eerste Wereldoorlog mee instond voor de verdediging van Namen in een fortengordel, waarvan ook het nabijgelegen Fort van Marchovelette deel uitmaakte. Dat fort van gewapend beton, gebouwd in opdracht van generaal Brialmont, kon obussen tot 210 mm weerstaan. Dat volstond wel, vond de generaal, die het niet mogelijk achtte een kanon met een groter kaliber op een slagveld in stelling te brengen.
Kwamen die duivelse Duitsers toch niet aandraven met een kanon dat 420 mm-obussen kon afschieten zeker, het dubbele van wat het Fort verdragen kon! Tot overmaat van ramp sloeg een bom in de centrale galerij van het fort in, waardoor in één reusachtige klap twee derden van het garnizoen het leven liet en de overlevende verdedigers geen andere optie zagen dan zich over te geven. Na het verzamelen en identificeren van de resten hunner kameraden, zou het 8ste Linieregiment zich reformeren en nog slag leveren bij Dendermonde, vooraleer zich achter de IJzer in loopgraven te verschansen. Maar zelfs daar overlaadde het 8ste zich, volgens een historicus die sporen heeft nagelaten op het internet, nog met grote roem.
Na consultatie van de stafkaart, de wandelgps en de wandelkaart-app op een smartphone besluiten de mannen de resten van het Fort van Marchovelette binnen te dringen, ten einde het aan een nader onderzoek te onderwerpen. Het Fort blijkt een driehoekig grondplan te hebben, maar het is even zoeken naar een toegangsweg in een als verboden terrein omschreven omgeving. Slechts een slagboom aan het begin van een naar beneden lopende onverharde weg sluit de toegang tot het Fort af, een groot poortgebouw met ijzeren poorten die verwelkomend open staan. De waarschuwingsborden zijn wel niet min: accès interdit en danger de mort.
Veilig aan de binnenkant van het Fort, toonde de ex-paracommando de mannen aan de hand van de trechters en schuttingen in de enkele meter brede ruimte tussen de buitenring en de binnenkant van het vernielde en gehavende fort hoe hij in het mausoleum van gewapend beton geleerd heeft te dynamiteren. Want dingen opblazen, het is een vaardigheid die para’s moeten kunnen en waar velen onder hen ook bedreven in zijn. Terwijl hij die werkwijze toelichtte, was zijn jongere broer gewapend met een hoofdlamp verdwenen in de half ingevallen ruimten van het binnenfort. De oudste kon niet snel genoeg zijn broer sommeren meteen zijn verkenning in het ruïneuze fort te staken.
Het was het sein voor een algemene exfiltratie naar veiliger oorden. Want in doodsgevaar op een plaats die bommen en granaten ademt, voelt niemand zich op zijn gemak. De mannen zetten hun dagtocht verder richting Château de Franc-Waret, waar ze trots poseerden alsof ze het kasteel net hadden ingenomen. Daarna overrompelden ze nog gauw Wartet en daalden steil terug de vallei van de Gelbressée in.
Vanaf de abdij van Notre-Dame du Vivier lieten enkelen zich verleiden tot een escape in speedmars naar de parking aan het station van Marche-les-Dames. ‘Wat ben ik toch een beest’, hijgde de jongste die als eerste was gearriveerd. De mannen hadden achttien tot twintig kilometer gewandeld, afhankelijk van de performantie van hun meetinstrument en hun handigheid in de omgang ermee. Ze hadden veel doodsgevaar getrotseerd maar zich geweldig geamuseerd. Zoals echte para’s.
Kort nadat de muts uit kwam, deze met veel plezier gelezen . Nu heb ik hem terug van tussen een hoop boeken gehaald , nu heb ik hem terug klaar liggen om na Napoleon nog eens te lezen.
LikeLike
Kort nadat de muts uit kwam, deze met veel plezier gelezen . Nu heb ik hem terug van tussen een hoop boeken gehaald , nu heb ik hem terug klaar liggen om na Napoleon nog eens te lezen.
LikeLike