We waren nieuw op de school, mijn broer, nog een kleuter, mijn twee jongere zussen en ikzelf, die eerste schooldag na de grote vakantie waarin we van Nossegem naar Haacht-Station waren verhuisd. Ik was tien jaar oud. In het vijfde leerjaar kwam ik terecht bij mevrouw Wynants, een al wat oudere leerkracht die stiekem verslaafd was aan snoepjes. Het kon erger, in een tijd toen de leerkrachten nog rookten tijdens de lessen.
Die eerste schooldag in mijn nieuwe klas was ik niet de enige nieuwkomer die met een rood hoofd naar voren werd geroepen om te vertellen hoe ik heette, waar ik woonde, wat mijn hobby’s waren en waar ik vandaan kwam. Nog twee andere jongens stonden naast me. De ene ook onwennig. Maar de andere keek vol bravoure de klas vol jongens en meisjes aan die al een geschiedenis in die vrije basisschool achter zich hadden en er nu de anciens van waren, in dat vijfde studiejaar, want een zesde studiejaar werd er dat jaar nog niet ingericht.
De leerlingen die er het vijfde hadden afgerond, gingen nadien naar Don Bosco in Haacht nog het zesde leerjaar volgen, vooraleer ze overstapten naar de middelbare Don Boscoschool. Daarom noemde men de vrije basisschool in Haacht-Station “de kleine Don Bosco”.
De twee andere nieuwe jongens waarmee ik kennis maakte, heetten Alain en Philippe. Ze zouden jarenlang goede vrienden blijven. En Philippe zou bovendien mijn schoonbroer worden, zo’n dozijn jaren en vele avonturen later. Over weinige dagen herdenken we zijn overlijden, vijf jaar geleden.
Mijn collega-nieuwkomers hadden een belangrijke eigenschap gemeen, waarmee ze in onze nieuwe klas uniek waren. Ze kwamen allebei uit een taalgemengd gezin. Ze waren tweetalig opgevoed, in het Frans en in het Nederlands. In de kleine Don Bosco, vandaag vrije basisschool “De Wieltjes”, werd volgens mijn herinnering Frans pas vanaf het vijfde leerjaar onderwezen. In de Sint-Lambertusschool van Nossegem had ik al Frans gekregen in het vierde. Ik dacht dat ik daardoor in mijn nieuwe klas een van de besten voor Frans zou zijn, maar dat was natuurlijk buiten Philippe en Alain gerekend.
Zij woonden in het naburige dorp Tildonk. Hun ouders bewoonden er respectievelijk een klein kasteeltje en een groot landhuis in Engelse stijl, allebei met een tuin er rond die meer weg had van een park. Bij Philippe thuis hadden ze bovendien een zwembad in de tuin. De twee speelden ook tennis in de tennisclub van Tildonk. Tennis was nog een elitaire sport, waar dokters- en notariskindjes elkaar vonden.
Het schooljaar na mijn vijfde studiejaar organiseerde de kleine Don Bosco voor het eerst een zesde studiejaar. Maar wie het zaakje toch niet zo vertrouwde, daar in die kleine school op Haacht-Station, waren de ouders van Alain en Philippe. Zij werden van Haacht-Station direct naar de grote Don Bosco gestuurd, waar als ik het goed heb, drie zesde klassen de leerlingen voorbereidden op het middelbaar onderwijs, in de Technische afdeling van de middelbare school of in het college.
Maar een jaar later zaten Philippe en Alain terug in mijn klas, in het eerste jaar Latijn in het college. Als van huis uit tweetaligen kozen ze voor het Engels als tweede taal. Je kon toen nog kiezen tussen Frans of Engels. Kinderen hadden daar in die tijd weinig over in de pap te brokken. Mijn vader stuurde ook mij naar de leraar Engels. Mijn pa had de Zeevaartschool gedaan, de hogere onderwijsopleiding in Antwerpen die voorbereidt op de koopvaardij. Op de wereldzeeën en in het luchtruim, zo hield hij me voor, is alleen het Engels de wereldtaal en heeft het Frans afgedaan. Ik vond het helemaal niet erg om al Engels te mogen leren, want op de radio luisterden al mijn vrienden toch vooral naar Engelstalige pop en rock.
Het Engels ging Alain niet zo goed af als het Frans in de lagere school. Maar tot mijn verwondering was Philippe wel meteen ook een van de sterksten in de taal van Shakespeare. De Engelse woordenschat die Philippe paraat had op het moment dat de rest van de klas nog niet veel meer kende dan “I want to hold your hand”, was fenomenaal.
Maar met het haar onder de armen groeide in de Grote Don Bosco ook het rebelse karakter van Philippe in de klas. Hij veegde zijn broek aan de lessen, kreeg het land aan studeren, zette de klas op stelten met een stinkbom of een aflopende wekker in de examenzaal, pikte tabak in de buurtwinkels of zette een grote mond op. Maar voor Engels bleef hij de primus.
Op een dag declameerde Gaston Stas, de leraar Engels, een zin met daarin de woorden “shallow waters”. ‘Wie weet wat “shallow” betekent?’, vroeg hij. Ik herinner me nog hoe hij de klas autoritair monsterde zonder een antwoord te verwachten. Toen hij voor alle zekerheid ‘Niemand?’ had gezegd en aanstalten maakte om het woord op het bord te schrijven, stak Philippe lui zijn vinger op. ‘Ondiep’, zei hij, verveeld zoals hij alleen durfde antwoorden. Sinds die dag is de betekenis van het woord voor eeuwig in mijn oren geknoopt. En verbonden met Philippe.
Mooi Peter, mooie herinnering aan Filip…
LikeLike
Prachtig Peter. Ik zie het zo voor me.
LikeLike