Het woord stond wel degelijk op de wandelkaart van Oss, tussen ’s Hertogenbosch en Nijmegen: Paalgraven. Daar hadden Greet en ik nog nooit van gehoord. Praalgraven, dat wel. Maar paalgraven? De aanduiding lag midden in een bos- en heidegebied. Daar zou ik wel eens mijn wandelbeentjes willen strekken, gokte Greet. En zij zou wel eens die paalgraven willen zoeken, vermoedde ik. We waren heilzaam complementair.
Op internet vogelde ze snel uit wat we ons bij die paalgraven moesten voorstellen: enkele grafheuvels uit de prehistorie, gemarkeerd door een krans van rechtopstaande palen. De paalgraven maakten deel uit van een reeks grafheuvels op een hoge uitloper van de Maashorst in het Noord-Brabantse Oss, waar onder meer ook een Vorstengraf toe behoort. De vorstengrafheuvel zou het grootste vorstelijk graf van Nederland zijn. Ze stootte me aan: “Dat moeten we gezien hebben!”
De receptioniste van hotel De Naaldhof wist helaas van toeten. “Paalgraven? Een vorstengraf?” Nadenkend zette ze haar wijsvinger op haar onderlip. “Wacht eens even, Paalgraven, is dat geen wegenknooppunt?” Ach nee, dom wicht, dacht ik bij mezelf. “Neem eens die wandelkaart die jullie hier aan de gasten geven”, maande ik haar aan. “Ik zal het je wijzen.”
Paalgraven was dus een wegenknooppunt. Het stond weliswaar tussen allerlei wandelknooppunten op de kaart, maar in zo’n rood rechthoekje boven een kruispunt van belangrijke wegen waarvan de legende zei: wegenknooppunt. “Maar die paalgraven moeten echt ook grafheuvels zijn, we hebben er foto’s van gezien op internet.” Greet schoot me te hulp. De receptioniste draaide de wandelkaart om, die plots een fietskaart was geworden. De aanduiding Paalgraven in het rode rechthoekje stond nu onder het wegenknooppunt. Zo zouden we er niet geraken.
“Geen erg”, zei Greet, “het lijkt hier wel vlakbij, we vinden het wel.” Met de kaart in mijn hand trokken we verder door Nederland. Op het eerste kruispunt twijfelde ik al. Rechts? Links? Rechtdoor naar een industrieterrein? Een minibusje zonder passagiers kwam aangereden. Greet hield de chauffeur staande. “Paalgraven? O ja, rechtdoor, na de bocht naar rechts zien jullie een evenemententent. Vlakbij liggen de paalgraven. Tien minuten.” Poepsimpel.
Vol goede moed volgden we de weg langs het industrieterrein. In de verte hoorden we motorgeronk. Het geraas en geknetter van een cross. We waren twintig minuten aan het stappen als we de bocht naar rechts volgden. Daar torenden zes met een rode eikeldop getooide masten van een liberaalblauwe circustent boven de einder. En toen we dicht genoeg waren, zagen we aan de andere kant van de weg boven de erica in de hei de palen boven wat glooiingen uitsteken. Gevonden.
De palen waren een kleine anderhalve meter hoog geplaatst op twee grafheuvels. Er vlakbij bevond zich een derde grafheuvel met een omtrek van 53 meter, half afgegraven om plaats te bieden aan een asfaltweg. Het Vorstengraf van Oss. Op informatiebordjes herlazen we de uitleg die we al op internet hadden gevonden.
Het graf dateert van de vroege IJzertijd, zo’n 700 jaar vóór Christus. Of er een vorst begraven lag, is een gissing. De heuvel heeft zijn royale naam te danken aan de grafgiften die er opgedolven werden: een ritueel gebogen en met goud versierd ruiterzwaard en een grote bronzen wijnemmer. Ook in de paalgraven moeten mensen van aanzien begraven zijn. Onder een van de grafheuvels werden de resten van een brandstapel gevonden, waartussen meer dan duizend grotendeels verbrande bronzen krammetjes lagen. Archeologen vermoeden dat ze onderdeel waren van een rijk versierd juk. Naast de brandstapel bevond zich een urn met menselijke resten.
Als kinderen beklommen we elk een paalgraf, trokken foto’s van elkaar met onze smartphone en riepen elkaar toe van op het hoogste punt, meester van de kleine open ruimte op de verhoging in het landschap, tussen de palenkrans. Samen op ons eentje voelden we ons heerser van een grafheuvel waarin eeuwen geleden een prehistorische prominent tot as was getransformeerd.
In de tijd dat de voorname resten ter aarde werden besteld, zou het ons wellicht weken hebben gekost om van onze geboortegrond naar deze graven te reizen. Vandaag is dat met de auto een kwestie van een uur of twee. Een virtueel bezoek via Google Earth kan zelfs in de seconde van een muisklik.
Het stemt tot nadenken over onze evolutie. En over wat het betekent, beschaving. Wat is er in die tussenliggende periode allemaal gebeurd? Wat maakten de nakomelingen van deze “vorsten van Oss” mee? Waar zijn ze? Waarmee hielden onze voorouders zich bezig, in al die jaren van vooruitgang en van vernietiging, in ogenblikken van liefde en in momenten van haat, in decennia van armoe, in levens vervuld van voorspoed?
Dit barre land, deze aarde onder onze voeten, omgewoeld en aangestampt, maar verder haast overal verkend, ontdekt en te bereiken, houdt het geheim. Op enkele uren vliegen van hier sterven mensen in het vuur van bommen waar geen aarde, geen steen, geen met staal doorvlochten beton bescherming tegen biedt.