De Grijze Man hoort zijn schoonzus vijftien jaar geleden nog klagen dat in de Brusselse klas van haar dochter meer dan de helft van de leerlingen thuis Frans spreekt. In het Nederlandstalig onderwijs hé!
Vandaag zijn er klassen, in het Nederlandstalige onderwijs, jawel, waar minder dan één op de tien leerlingen nog een ouder heeft die in het Nederlands is opgegroeid. Waar gaat dat naartoe, vroeg de familie in Brussel zich af.
Een van de jeugdherinneringen van de Grijze Man stamt uit een bruine kroeg in Brussel, waar zijn vader een geuze dronk en hij een limonade, en waar een senator van de Volksunie de Davidsfondsleden van Nossegem aanspoorde om in Brussel altijd hun taal te spreken. Anders zou het Vlaams in Brussel op termijn teloorgaan.
Een van de aanwezigen vertelde dat hij deelnam aan wat hij ludieke acties noemde in Brusselse supermarkten. Met wat medestanders kochten ze een kar vol levensmiddelen en lieten die gevuld achter als de kassierster hen niet in het Nederlands te woord kon staan. De jonge Grijze Man zag het nut van zulke acties niet in, want hoe geraakte een mens dan aan de nodige levensmiddelen als je telkens die karren de gangen liet blokkeren?
In de jaren zestig en zeventig werd in Brussel nog een heroïsche taalstrijd geleverd. Die lijkt inmiddels beslecht. Op het kabinet van de minister van Cultuur, Jeugd, Media en Brussel, de baas van de Grijze Man, spreekt iedereen Nederlands. De Brusselse chauffeur van de minister doorspekt zijn Nederlands graag met wat Franse of Engelse woordjes, maar hij houdt het mooi verstaanbaar. De taalstrijders zijn moegestreden, uitgestorven of weggestemd. De Grijze Man kan slechts vaststellen dat het Nederlands de verfransing in het Fransdolle Brussel heeft overleefd. Al moet wie in Brussel werkt zich zoals in de jaren zestig nog steeds eens noodgedwongen bedienen van het Frans of het Engels.
In het stadscentrum valt het de Grijze Man op dat de Nederlandskundigheid de jongste tijd eerder vooruit dan achteruit is gegaan. Haast overal doen de obers en maîtres, winkeljuffrouwen en verkopers hun best om de Grijze Man in zijn moedertaal te bedienen. Zeldzaam zijn de winkelbedienden die de Vlaming nog toebijten of hij soms geen Frans kent. Sommige dienstertjes, zeker die in de Pizza Hut, spreken zelfs beter Nederlands dan de Grijze Man Frans.
De Grijze Man vermoedt dat dat een gevolg is van het succes van het Nederlandstalige onderwijs in Brussel. Gedurende vele jaren kreeg het gezin van de Grijze Man tijdens de schoolvakanties het bezoek van een mooi Colombiaans meisje met lang zwart haar en schattige kuiltjes in haar wangen. Paola zat in het Nederlandstalige onderwijs in Brussel en kwam enkele weken per jaar haar Nederlands oefenen bij de dochters van de Grijze Man, zelfs op vakanties in Frankrijk. Paola leerde het verschil tussen belangrijke Nederlandse woorden als poepengatjes en negerinnentetten en ze weet al lang dat zeveren en pissen geen synoniemen zijn. Nu verdient ze als jobstudent een mooi zakcentje, want ze wedijvert met de beste viertalige (Frans, Nederlands, Spaans en Engels) verkoopsters in de Nieuwstraat.
De Grijze Man leerde ook het gezin van Paola kennen. In Brussel leefden de Zuid-Amerikaanse immigranten helemaal in een gesloten latinocultuur van ons kent ons en ons helpt ons, zelfs de familie aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Hun ontspanning, hun religieuze tradities, hun vriendenkring, hun televisie- en radiozenders, hun muziek en hun geweldige dansfeesten bleven jarenlang latino. De ouders hadden wel wat Frans van de straat opgepikt, maar in hun woordenboek kwam niet één Nederlandse term voor. De Grijze Man opperde weleens dat taallessen nuttig konden zijn, bijvoorbeeld voor de opvolging van de schoolcarrières, en dat ze gratis konden worden gevolgd, maar daar ontbrak meestal de tijd voor en wellicht na vele uren zware arbeid ook de goesting.
Het contact verbrokkelde toen het Colombiaanse gezin Brussel verliet en een huis kocht in een Dendergemeente. De Grijze Man verwacht dat de druk om wat straat-Nederlands op te pikken daar groter zal zijn, maar het is voor nieuwkomers van allochtone origine een lange weg naar de Nederlandse taal en cultuur. Hun kinderen beginnen dankzij het N-logo aan hun school wel aan een klim op de sociale ladder.
(Vorig jaar publiceerde minister Sven Gatz een boek over cultuur. In die “Bekentenissen van een cultuurbarbaar” mocht ik mijn alter ego de Grijze Man introduceren, die aan het einde van elk hoofdstuk zijn bedenkingen formuleerde. Bovenstaande blogpost is de column die volgt op hoofdstuk 6 van dat boek en gedateerd is op 12 mei 2015: ‘Here we speak Dutch. Over cultuur, taal en identiteit’ Wie bij het lezen zin kreeg om het hele boek te lezen, kan het bestellen via http://www.vanhalewyck.be/boek/bekentenissen-van-een-cultuurbarbaar)