Zouden er nog veel Vlamingen dromen van een carrière als filmster? De Grijze Man vroeg het zich af toen hij de eerste regels las die Sven Gatz over cultuur en geld op papier had gezet. Dromen over Hollywood. Ja, misschien wel. Liep er een tijdje geleden op de commerciële televisie geen serie over een Vlaamse vrouw in L.A.? Hij kon niet op haar naam komen, maar haar man heette John. Meer had Eva niet nodig om het geheugen van de Grijze Man op te frissen: Astrid Bryan natuurlijk.
‘I want to live in America’, neuriede de Grijze Man. ‘America’ was de naam van een bekend liedje uit de musical Westside Story. Hij had de film nog niet zo lang geleden gezien in Bozar, begeleid door het Brussels Philharmonic, een van de beste orkesten van het land, zeker in de niche van de livebegeleiding van films, een kunst op zich. Het was een bijzonder concert geweest, om verschillende redenen. Vooral omdat het zo geweldig was natuurlijk, om die oude film te zien met de fantastische muziek van Leonard Bernstein, live gespeeld onder leiding van de Britse dirigent Wayne Marshall.
Een van de redenen die het concert nog zo bijzonder maakten, was het publiek in de zaal: vierhonderd kansarmen. Tijdens het KlaraFestival kregen kansarme doelgroepen ook eens de gelegenheid om voor 1 euro een topconcert van een gereputeerd orkest in een poepchique zaal bij te wonen, inclusief receptie. Als ze het geluk hadden daarvoor door hun OCMW of charitatieve organisatie te worden uitgenodigd, natuurlijk.
De Grijze Man en twee van zijn collega’s waren aanwezig omdat het aanvankelijk de bedoeling was dat Sven Gatz de genodigden ook zou toespreken, maar na een misverstand hoefde dat op de valreep niet meer. De Grijze Man had wel al een zeer korte niet-stigmatiserende toespraak voorbereid. Zeer kort, omdat hij ervan uitging dat de kansarmen niet naar Bozar waren gekomen om toegesproken te worden door ministers. Want naast de minister van Cultuur zou ook de minister-president op de receptie het woord nemen.
In de grote en lange zaal van Bozar waar de kansarme doelgroepen na hun aankomst voor de receptie werden verzameld, stonden twee schrale standjes met rode en witte wijn en frisdranken. De kelners, die zich gewoonlijk reppen om de glazen van de gasten gevuld te houden, haastten zich nu om de lege glazen op te halen, alsof ze vreesden dat die in een of andere tas zouden verdwijnen. De Grijze Man zocht vorsend naar de hapjes die gewoonlijk op een receptie worden aangeboden. Op één tafeltje zag hij een schaaltje met twee kleine eetbare dingen die hij niet verder kon definiëren omdat ze meteen in de wijd geopende mond van twee genodigden verdwenen. In de verte ontwaarde hij nog iets wat men met wat verbeelding eten kon noemen: bloedrode zakken zoute chips van Lays waren her en der op de tafels gezet.
Ongemakkelijk bewoog de Grijze Man zich door het verscheiden publiek. Opgedirkte dames naast vrouwen met vettig haar. Mannen in pak naast mannen in hoodie, zoals de Grijze Man, die gemeend had zich voor deze gelegenheid beter niet op te kleden. Oud en jong, mensen wier gebit door de handen van een orthodontist was gepasseerd en anderen met tanden brokkelig als oude Hollandse kaas met gaten. Blanke mensen en gekleurde mensen. Rauwe dialectsprekers uit de Vlaanders en allochtonen die geen woord Nederlands begrepen.
Vanop vele meters afstand zag de Grijze Man een keurig geklede heer met een dik gerande bril door de dichte drommen kansarmen zijn richting uit waden. Het was de Vlaamse minister van Mobiliteit en nog een rist Belangrijke Aangelegenheden die de Grijze Man nu even niet wist op te sommen. De minister was op weg naar het spreekgestoelte om het verzamelde volk toe te spreken. En dat deed hij wat later met verve. Hij stelde zich voor als de minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn. Om het ijs te breken, erkende hij ruiterlijk dat zijn bevoegdheden niets te maken hadden met zijn aanwezigheid. Hij legde uit dat hij een andere belangrijke minister verving die wegens ambtsverplichtingen verhinderd was zijn opdracht om de minister-president te vervangen uit te voeren. Waarom de minister-president er dan niet was, vroeg niemand zich af.
De minister van Mobiliteit noemde het initiatief geweldig. Zelf, zo vertelde hij zonder op zijn blad te kijken, kon hij ook zijn zorgen vergeten bij het bekijken van een mooie film of een goed concert. In een adem sprak hij de hoop uit dat zijn toehoorders vanavond ook van dat zalige gevoel zouden kunnen genieten. Hij had het nog over cultuur als verbinding tussen alle mensen in een gemeenschap. Hij zei dat cultuur cement was en even later noemde hij cultuur maïzena. Van een snelle transformatie gesproken, dacht de Grijze Man.
Hij herinnerde zich een eenvoudige maar krachtige zin uit de zeer korte en niet-stigmatiserende toespraak van minister Gatz die nooit zou worden uitgesproken: ‘Met deze opvoering in het kader van het KlaraFestival proberen we de schoonheid van cultuur bij een zo breed mogelijk publiek te brengen.’ Inderdaad, dacht de Grijze Man, net om die doelstelling te bereiken, zijn subsidies nodig. Al zou de Cel Cultuur, mocht hij daartoe de kans krijgen, die laatste zin zeker corrigeren door na het woordje ‘om’, ‘onder meer’ toe te voegen.
De kansarme doelgroepen lieten het niet aan hun hart komen en genoten. Bovendien kregen ze een gratis cd mee naar huis.
(Vorig jaar heeft minister Sven Gatz een boek over cultuur gepubliceerd. In die “Bekentenissen van een cultuurbarbaar” mocht ik mijn alter ego de Grijze Man introduceren, die aan het einde van elk hoofdstuk zijn bedenkingen formuleert. Lezers van deze blog kennen de Grijze Man al langer. Maar de columns uit de Cultuurbarbaar plaatste ik nog niet eerder op deze site. Hierboven staat de column die volgt op hoofdstuk 3: ‘En dat met ons Vlaams geld. Subsidiegevers, geldschieters en mecenassen’ . Wie bij het lezen zin krijgt om het hele boek te lezen, kan het bestellen op http://www.vanhalewyck.be/boek/bekentenissen-van-een-cultuurbarbaar )