Uit zijn kinderjaren herinnert hij zich het aangename verwachtingsvolle gevoel van met de familie naar Brugge te rijden. Opgetogen rijdt de Grijze Man nu zelf naar zijn geboortestad. Niet op familiebezoek, niet om een voetbalwedstrijd bij te wonen, maar gewoon, om als toerist onder de toeristen met zijn vrouw de buitenopstellingen van de Triënnale te beschouwen.
Hij kijkt zich al op het Zand de ogen uit het hoofd: dat prachtige Concertgebouw waarin hij nog zijn eerste voet moet zetten. De drukte. Geen platenwinkel meer in de Steenstraat, waar hij op zijn dertiende zijn eerste elpee van David Bowie kocht. De Markt waar hij aan de hand van zijn moeder en meter op zaterdag mee naar toe mocht, helemaal te voet van de Sint-Pieters-Noordstraat waar zijn grootouders woonden. Op de Burg doet Tom Pouce nog gouden zaken. Hij kreeg er als kleuter van zijn tantes eens een ijsje. Zoiets was toen een groter feest dan vandaag. Maar toch voelde hij zich niet op zijn gemak. Zagen die tetterende tantes dan niet dat die grote hond ook wel een likje wilde?
Even verder dan Pim Pam Poen, de kinderschoenwinkel van zijn nicht in de Vlamingstraat, doemt de schouwburg op. De Grijze Man herinnert zich hoe overweldigd hij was, bij zijn eerste bezoek aan een theater- en concertzaal van die omvang. Was het voor een jeugdtoneel of een musical? Liep er geen man verkleed als een beer over het podium? Zijn geheugen laat hem in de steek.
Ergens langs de reien herkent hij in restaurant Den Dijver het café waar hij, vervuld van verlangen, meer dan twee decennia geleden een meisje diep in de ogen keek. Onweerstaanbaar volgt op die geheugenflard een gedachtenketting. Hij zou haar die zomernacht aan een deur van een binnenkoer in het Sint-Leocollege voor het eerst zoenen. Hij durfde niet verder gaan dan dat, hoewel zij aandrong.
In plaats daarvan sloeg hij de lange weg terug naar Sint-Pieters in, inwendig jubelend. In de Ezelstraat scheen het licht nog uit de geopende ramen en deur van een bruine kroeg. Zijn hart maakte een sprongetje als de exalterende stem van Bowie tot over de straatstenen rolde, The Port of Amsterdam, van Jacques Brel. ‘Ken je dat cafeetje nog?’, vraagt de Grijze Man. Zijn vrouw herkent het niet. Maar ze herinnert zich nog wel de kus. En de dingen die daarna niet gebeurden, aan die deur op die binnenkoer waarvan zij de sleutel had.
Op 21 juli is Brugge weer op z’n zomers. Maar overdag nog veel meer dan toen verzadigd van de toeristen. Ze drummen de auto’s en koetsen tot stilstand tussen het Begijnhof en de kathedraal. Ze veroorzaken stapvoets verkeer van diep in de Steenstraat tot aan de Markt. Kinderen roepen en rennen in het Begijnhof, niet terechtgewezen door hun ouders. Buitenlanders staan in lange rijen van een voetpad breed aan te schuiven voor de bootjes.
Bij elke nieuwe stoet toeristen die zijn pad kruist, vermindert de zin van de Grijze Man om ooit in dit centrum te wonen. Toch doet het iets, te zien hoeveel buitenlanders de pracht van het werelderfgoed dat zijn stad inmiddels is geworden, komen bewonderen.
Gelukkig kan er verpoosd worden in de Urb Egg, het hippe pop up-café aan de oude gistfabriek. Daar heeft de nonkel van de Grijze Man zijn brood nog verdiend. Hij bracht in bruine enveloppen voor de neven en nichten vitaminen mee, om beter te groeien en sterk te worden.
Als de honger begint te knagen, zoeken de Grijze Man en zijn vrouw een restaurant. Ze waren er al eentje gepasseerd waar ze ooit nog eens samen van de ribbetjes hebben gepeuzeld: de Hobbit in de Kemelstraat, waar ook het Brugs Beertje nog jenever schenkt. De vrouw van de Grijze Man gidst hen zonder omwegen ter bestemming. Maar dan moet de Grijze Man toch niet van de ribbetjes weten. Hij verkiest een Italiaan.
Een uur later pas geeft hij toe dat hij ondanks zijn geboorterecht de neus voor toeristenvallen kwijt is. Want hij blijkt erin getrapt te zijn, sippend van een warme, zure rode wijn, net als alle Engelsen en Amerikanen rond hem die de zaak deden vollopen. Misschien had hij beter toch eerst de raad van zijn tantes of nonkels eens ingewonnen. Of gewoon zijn zin niet doorgedrukt en naar zijn vrouw geluisterd, die in de stad alweer sneller thuis was dan hij zelf.