Als ik op het perron sta te wachten op de trein en de neiging voel opkomen om het boek dat ik aan het lezen ben op te diepen nog voor ik me heb neergevlijd in de kussens van de NMBS, weet ik hoe laat het is. Een grote roman, een boek hors catégorie, drukt zijn stempel op mijn leven.
Begrijp hors catégorie niet in de betekenis van een col hors catégorie die wielrenners eraan geven, een uiterst lastig te berijden bergtop. Begrijp de Franse term als de loftuiting voor een literair werkstuk dat me omwille van zijn kwaliteit op vele vlakken in de ban houdt. Dat me zo treft dat de tranen me onverwacht in de ogen schieten. Dat me in de maag beukt en naar adem laat happen. Dat me van paf te staan zinnen, alinea’s, hele paragrafen doet herlezen. Dat me in een trance houdt die me kan doen vergeten uit te stappen, zoals me een hele tijd geleden bijvoorbeeld overkwam met Mario Vargas Llosa’s De oorlog van het einde van de wereld.
De eerste die me over De druiven der gramschap sprak, was mijn vader. Ik zie hem de naam van het boek nog zeggen, op de stellige manier waarop hij gewoon was zijn waarheid te vertellen. Maar stellig herinner ik me niet meer of het een antwoord was op de vraag: papa, wat is het mooiste boek dat jij gelezen hebt? Hoe spijtig dat ik hem nu niet meer kan vragen of het die vraag was.
Het antwoord dat mijn dochter Winke onlangs gaf toen Greet haar die vraag stelde, weliswaar met de toevoeging dit jaar, luidde Of mice and men. Aan dat dunne kleinood van John Steinbeck koester ook ik uitstekende herinneringen, sinds een inspirerende leraar Engels het onze klas in de middelbare school deed lezen. De druiven der gramschap uit 1939, twee jaar nadat mijn vader werd geboren, is een veel dikkere Amerikaanse roman, de roman waarvan wordt gezegd dat Steinbeck er in 1962, het jaar voor mijn geboorte, de Nobelprijs Literatuur voor kreeg.
Het is uiteindelijk te danken aan Geert Mak dat ik het boek uit het rek van de bibliotheek heb gepeuterd. Na Reizen zonder John uit 2010, het grote Amerikaboek waarin Mak vijftig jaar na Travels with Charly, de reis van de nobelprijswinnaar met zijn hond Charly door de Verenigde Staten overdeed, stond ik eindelijk open voor wat voor mij, waar of niet, het boek van mijn vader is.
Misschien om die redenen geraakte ik al van de eerste bladzijden in de ban van Tom Joad. De familie Joad verlaat door nood gedwongen het kurkdroge Oklahoma in de tijd van de Dust Bowl in de jaren dertig van vorige eeuw, de stofstormen die oogst na oogst deden mislukken. Over de nr 66 trekken de Joads naar het westen, naar het zonnige California, het beloofde land waar de druiven over de weg groeien en de vernederende armoede wegsmelt als je maar de handen uit de mouwen wil steken.
In de jaren sinds Steinbeck zijn meesterwerk publiceerde, geraakten vele artiesten geïnspireerd door Tom Joad. In de verfilming van John Ford werd de romanfiguur vertolkt door Henry Fonda. Woody Guthrie (The ballad of Tom Joad) en Bruce Springsteen (The ghost of Tom Joad) zongen erover. Springsteens lied uit 1995 werd later nog gecoverd door Race Against the Machine en Mumford & Sons (met Elvis Costello). The Boss bracht er dit jaar op High hopes nog een nieuwe versie van uit.
Maar nu eerst verder lezen, in het spoor van papa en duizenden anderen, weer nieuwe sporen trekkend.
zal misschien toch moeten overwegen om met de trein te gaan werken !
LikeLike
Pingback: Een parel van 40 cent | Peter Dejaegher