Het is een kleine klim van dik 150 meter, van aan het buitenhuis op de heuvelflank tot de 309 meter hoge Roc de la Cagalière, maar voor mijn benen te steil om hem helemaal op te rennen.
Van op de Roc wacht een fabelachtig uitzicht over de vallei van de Orbieu. Met centraal, langoureus als een vrouw die weet dat ze mooi is maar chronisch aandacht te kort komt, het middeleeuwse Lagrasse, getooid met het oormerk van de mooiste dorpen van Frankrijk.
De eerste keer op de Roc ben ik net op tijd om aan de andere kant van de col de zon romantisch op de tegenoverliggende heuvel te zien dagen, naast een eenzame elektriciteitsmast. Tergend traag werpt ze haar stralen in de vallei, tot die de 42 meter hoge toren van de abdij Sainte-Marie d’Orbieu vangen en dan snel het hele dorp in een gouden glorie kleuren.
De abdij dateert van de achtste eeuw en genoot de bescherming van Karel de Grote. In de twaalfde eeuw, vertelt de Groene Michelingids over Roussillon, stond Lagrasse aan het hoofd van een congregatie die zich uitstrekte van de Languedoc tot in Catalonië. De Catalaanse invloed leeft trouwens nog in de streek. Onder de gemeenteborden Lagrasse staat de Occitaanse vertaling Lagrassa. Onze gastheer René vertelde dat in het zog van het bloeiende Catalaanse nationalisme ook in het Franse Perpignan een partij ijvert voor taalrechten voor het Occitaans, de nauw aan het Catalaans verwante Zuid-Franse taal.
De abdij speelde een voorname rol in de kruistochten tegen de Albigenzen, de katharen die in deze streek door de katholieke kerk en de Franse koningen bestreden en uitgeroeid werden. Het was de abt van Lagrasse die de katharen ertoe bracht om in 1209 na een beleg van twee weken Carcassonne te verlaten. Hoe lang toen de reis per paard van Lagrasse naar deze in de negentiende eeuw schitterend heropgebouwde oude stad vol torens, vestingmuren, poorten, huizen en een prachtig kasteel duurde, weet ik niet. Nu ligt Carcassonne langs de snelweg 45 minuten rijden ver. En vanuit Charleroi kost Carcassonne je met Ryanair een uur en twintig minuten vliegen. Voor een habbekrats, als je wat uitkijkt.
De Franse revolutie brak de macht van vele abdijen en kloosters. Ook het goed van Lagrasse werd in tweeën verdeeld en verkocht. De hedendaagse bezoeker van de abdij is nog altijd verplicht om twee tickets te kopen om de oude historische gebouwen te kunnen bezichtigen. Ze zijn onderverdeeld in een Logis abbatial (Palais Vieux) en een klooster. In Lagrasse zijn de monniken en novicen van de abdij in hun zwart met witte habijt tot vandaag een vertrouwd gezicht in het straatbeeld. We zagen een groep van een twintigtal jonge monniken gezellig koutend een wandelpad naar de heuvels inslaan. Aan roepingen is er in de Languedoc nog geen gebrek.
Tegen de abdij aan geschurkt kronkelen smalle middeleeuwse straatjes, enkele stadspoorten en de twee pittoreske stenen bruggen. Van op de Roc herken ik de mooie overdekte markthal met tien stenen zuilen en natuurlijk de gotische Sint-Michielskerk. Elk uur herinneren zowel de klokken van de abdijtoren als die van de Sint-Michiel de inwoners aan de tijd, met een interval van twee minuten. Zelden volstaat de tijd om dwaasheden te stoppen.
Aan de zuidwestelijke rand van het dorp, waar de abdijmuur de bewoonde wereld afsluit en volkstuintjes en eindeloze wijn- en olijfgaarden langs de Orbieu en de heuvelflanken van de vallei het cultuurlandschap bepalen, ligt een dam op de rivier met een passerelle voor voetgangers. René trok er van Greet en mij de traditionele bezoekersfoto. Op zomerse namiddagen lijkt het vóór de dam, waar het water dieper is, wel Lagrasse-plage. Zo vroeg op de dag baadt de passerelle in eenzaamheid.
Zwemmen kunnen wij ook bij onze gastheer, die net als Greet op dit moment nog in dromenland verkeert in een van de mooie villa’s halverwege de heuvelflank die de dorpsbewoners Beverly Hills hebben gedoopt. Ook van op het terras van René en Albina, die al vaak van zich laat horen maar voorlopig nog op zich laat wachten, is het uitzicht schitterend en de zonsondergang bij een gekoelde rosé adembenemend.
Ik daal de Roc in ijltempo af en loop fluks verder langs de Pied de Charlemagne, een met gele tekens gemarkeerde wandeling van vijf kilometer die me in het dorp terugbrengt. Ik brei er nog een toertje rond Lagrasse aan vast. Eerst over de nu verlaten boulevard met platanen, waar enkele leuke restaurantjes zijn gevestigd.
In La Petite Maison kan de Roemeense patronne het niet laten haar klanten in minstens drie verschillende talen toe te spreken. Maar je kan er een lekkere groentetaart of burger eten, op een overdadig bord met fruit en groenten, en op de kaart staat de heerlijkste citroentaart uit de wijde omgeving. En verderop bij La Cocotte Fêlée eet je voor nog geen dertig euro een heerlijk viergangenmenu met Thaïse tinten of lokale specialiteiten, bij een uitstekende en spotgoedkope Corbières.
Ik loop verder over de Pont Neuf die uitzicht geeft op de oude boogbrug en de abdij en keer terug over de passerelle waar inmiddels een man in het frêle licht onverstoorbaar yoga-oefeningen aan het doen is. Ik denk al aan de gekoelde halve literblikken Hoegaarden die Francois vlak achter de stadspoort verkoopt en dan pas bemerk ik tussen de passerelle en de stadspoort het bruingeschilderd metalen kastje aan de vestingmuur met een hurkend hondje op. Het gemeentebestuur heeft van de strijd tegen de hondendrollen een prioriteit gemaakt.
Met een burgemeester, vijftien raadsleden en zeven gemeenteraadscommissies voor een bevolking van 600 zielen verspreid over 32 vierkante kilometer, heeft het bestuur aandacht voor alle grote en kleine problemen. De gebrekkige bestuurskracht van veel Vlaamse gemeenten, die gemiddeld 20.000 inwoners tellen en een oppervlakte van 44 km², heeft in de Vlaamse politiek een debat over een nieuwe fusiegolf teweeggebracht. Diep in dit departement van de Aude in de regio Languedoc-Roussillon, waar de kwestie van de bestuurskracht verhoudingsgewijs zoveel nijpender zou moeten zijn, ligt daar geen Fransman van wakker.
Het is tien over zeven, tijd om na een stevige run soppend van het zweet bij de bakker verse croissants en twee grands siècles te halen. Voor me tracht een man van middelbare leeftijd in short Frans te spreken met een Nederlands accent. Ongelofelijk maar echt, ze bestaan nog, de Nederlanders die in Frankrijk un pain Français vragen. De bakkerin geeft hem het antwoord dat iedereen kent, maar de Nederlander begrijpt haar niet. Hij schakelt dan maar over naar het Engels. Uiteindelijk krijgt hij zijn Frans brood door het met zijn vinger aan te wijzen.
Na dit lichtvoetig oponthoud loop ik zo ver ik kan de helling van zestien procent op richting Beverly Hills, ik neem kort een ijskoude douche en dan trek ik als dessert bij mijn ochtendoefening een kwartiertje baantjes in het zwembad van tien meter. Tot René zijn Pyreneese herder Jazzy en de jackrussellterriër Bacio vrijlaat, koester ik me in de ochtendzon met mijn boek.
Als de honden me met opgewonden geblaf hebben gegroet, wordt het tijd om van de ligstoel aan het zwembad de trap op te sloffen naar het grote houten terras waarop we wat later zullen ontbijten. Ik hoor hoe René in de keuken de sinaasappels aan het persen is. Er valt weer veel te vertellen in het vooruitzicht van een nieuwe dag waarin we ons, zoals Greet het omschrijft, king of the mountain voelen. En dan moet Albina nog komen.
Knap én treffend!
LikeGeliked door 1 persoon