‘We bouwen Vlaanderen kapot’, titelt mijn krant. Dagelijks zou in dit rijke gewestje aan de Noordzee zes hectare open ruimte sneuvelen voor bebouwingen. Van 1985 steeg de bebouwde ruimte van 11,6 procent tot 18,7 procent in 2013. Zo kan het niet verder, zeggen specialisten.
Ik ben een verkavelingsproduct. Het droomhuis op een ruim bemeten bouwgrond dat mijn ouders ruim 40 jaar geleden bouwden in het dorp Wespelaar (dat na de fusies van 1976 Haacht zou worden) was het eerste in een versgetrokken straat tussen de Grote Baan, die Wespelaar met Boortmeerbeek verbindt, en de Elleveldweg, die van die Grote Baan schuin naar het gehucht Wespelaarse Hoek leidt.
Ik beleefde er een fantastische jeugd, omgeven door bos en braak, velden, beken en poelen. We vingen hazelwormen en in onze kampen trachtten we kikkerdril tevergeefs op te kweken tot kikkers. We improviseerden er een atletiekpiste als er Olympische Spelen waren en tijdens de Tour crosten we met onze fietsen over een omloop waarop we eerst dagenlang hindernissen hadden gegraven die we de namen van cols gaven. We groeven goed gecamoufleerde ondergrondse schuilputten die je enkele via een geheime sluipgang kon bereiken. We maakten kampen met takken en stammen, planken en balken, versleten rolluiken en een inboedel van oude zetels of matrassen. En hoog in de bomen sjorden we hutten waaruit we met onze katapulten onze vijanden zouden beschieten, mochten zij ooit zijn opgedaagd. En zowel onder en boven de grond als in de bomen stookten we een vuurtje. Alle dagen voetbalden mijn broer en ik op het zelf aangelegde voetbalpleintje naast onze tuin. Op zwoele augustusdagen speelden we met alle kinderen uit de buurt pottekestamp tot we geen hand meer voor onze ogen zagen.
Al jaren is de straat van mijn ouders volgebouwd. Zelfs de grens tussen dorpen en gehuchten is niet meer te detecteren. Er kwamen in Haacht nog talloze straten, verkavelingen en grote sociale woonwijken bij.
Ik herinner me dat ik als jonge lokale politicus een groot voorstander was van meer ruimte voor betaalbaar wonen, waarbij ik een huis met tuin zoals mijn ouders voor ogen had. Nadat ik na mijn studies enkele jaren had gewerkt, vond ik niet onmiddellijk een betaalbare bouwgrond of woning. Ik kocht een illegale houten chalet met één slaapkamer tussen de permanent bewoonde weekendhuisjes in een miniwijkje aan het einde van een onverharde weg die doodliep op de Dijledijk. Er lag elektriciteit maar geen waterleiding en het gemeentebestuur stond de bewoners toe om zich in hun illegale woonst te domiciliëren.
In de gemeenteraad zorgde ik voor ophef omdat ik, vanuit de oppositie, mee stemde met de meerderheid voor een nieuwe verkaveling in een oud gehucht. Als oppositieraadslid meestemmen met de meerderheid was in die tijd nog absoluut ondenkbaar. Vandaag zou ik waarschijnlijk wat dieper nadenken om een zoveelste nieuwe verkaveling goed te keuren die de onbebouwde ruimte in Haacht verder aanvreet.
Het Verkavelingsvlaanderen heeft in de loop der jaren voor een typische volkscultuur gezorgd. In de verkavelingsdorpen heeft zich ook een nieuw zoogdier ontwikkeld: de verkavelingsstudent. In de zomer vind je die studenten niet thuis, maar op festivals en feestjes, in vakantieoorden of kampen. En ja hoor, je ziet de verkavelingsstudent ook al eens aan het werk, voor zover ze tijdens het schooljaar al geen job hebben. Eerder zeldzame gevallen hebben dat geld nodig om hun studies te kunnen betalen. Ze werken om hun ontspanningsleven naar wens in te richten of na hun studies een sabbatjaar in te lassen vooraleer ze zich op de arbeidsmarkt begeven voor de job met een auto waarvan ze nog dromen.
Tijdens het schooljaar leven ze evenmin in hun verkaveling. Dan zitten ze in een studentenstad op een kot waar ze eigenlijk ook niet zoveel zijn en als ze er zijn liggen ze er meer dan zitten. De verkavelingsstudent heeft immers een kot om beter te kunnen feesten. Studeren verkiest hij thuis op hotel bij mama en papa te doen. Ongestoord en zonder huishoudelijke of materiële zorgen. De examenperiodes en de weken die daaraan voorafgaan zijn daarom de beste momenten van het jaar om de verkavelingsstudent te spotten in het nest waarin hij tot ontwikkeling is gekomen.
Als student ben ik lang geleden nog mee gaan betogen in Brussel tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld aan de universiteit tot 10.000 frank, 250 hedendaagse euro’s. Mijn ouders moesten nochtans niet zoveel (of weinig) betalen, want ik genoot een studiebeurs. Maar mijn vader had me gewaarschuwd: als je op het einde van het jaar gebuisd bent en je wil je jaar opnieuw doen, dan zal je zelf je studiekosten moeten betalen.
Ik geloofde hem. Ik denk niet dat de verkavelingsstudenten van tegenwoordig van zo’n dreigementen nog wakker zouden liggen. Grote kans dat als er vandaag al iemand tegen de voorspelde drastische verhoging van het inschrijvingsgeld van 610 euro tot 1.000 euro of meer zou gaan betogen, het de verkavelingsouders zullen zijn.
Groetjes vanuit de illegale chalet met 1 slaapkamer en ondertussen ook stromend water,binnebeekweg 😉
LikeLike
Beste, veel plezier in de binnenbeekweg! Ik weet dat er intussen waterleiding ligt. Ik woonde in nr 15, grts Peter
LikeLike
Lol ik wist het !! Nr 15 idd,toen ik het las dacht ik dat gaat precies over mijn chalet 😉 mooi artikel trouwens
Groetjes
LikeLike