Bovenaan de trap naar de uitgang van het ondergronds gelegen Centraal-Station gekomen, zag ik hem staan. Hij ziet er wat verdikt uit, dacht ik. Hij stond daar zoals hij daar al jaren regelmatig staat, zijn boekjes voor daklozen te venten. Bij het buiten stappen in de mistige Brusselse ochtend, zag ik hem naar mij kijken. Op zijn gezicht verscheen de blik van herkenning. Meteen voelde ik dat hij me zou aanklampen, zoals hij gewoonlijk doet als ik er niet in luk hem ongemerkt te passeren. Mijn slechtere ik zocht al naar manieren om hem af te wimpelen. Mijn betere ik was nieuwsgierig naar de tactiek die hij ditmaal zou uitproberen.
In de twee seconden die nodig waren om hem te kruisen, verloor hij geen tijd. Snel als onze kater naar de melk, overbrugde hij de afstand van drie meter. Hij schudde me de hand en wenste me in het Frans een gelukkig nieuwjaar en een goede gezondheid. In één adem zette hij zijn smeekgezicht op en vroeg wat kleingeld, “om zijn kinderen eten te kunnen geven”.
“Non merci”, flapte mijn slechtere ik eruit, terwijl hij mijn hand nog altijd niet had losgelaten. “Hoe zo, mag ik je dan geen goede gezondheid wensen?”, antwoordde hij met de lach van een winnaar. “Natuurlijk! Natuurlijk wel!”, repliceerde ik snel. Op mijn beurt wenste ik hem veel geluk in het nieuwe jaar. Uit eerlijke schaamte tastte mijn linkerhand in mijn broekzak naar wat kleingeld. Ik wist al dat mijn hand daar geldstukken zou vinden, want ik had de dag voordien het leeggoed van de feestdagen teruggebracht naar mijn favoriete drankenhandel. Ik haalde de muntjes uit mijn zak, opende mijn hand en zag er een stuk van 2 euro, een stuk van 50 cent en nog 2 stukken van 20 en 10 cent in liggen.
Op dat moment liet de bedelaar mijn rechterhand los. Nog vóór ik zelf de kans kreeg hem vijftig cent toe te stoppen, griste hij trefzeker het stuk van twee euro uit mijn hand. Ik keek in zijn nu harde ogen en zag dat het terug vragen vergeefse moeite was. Mijn goede ik kon er om lachen: een mens voelt zich beter als een vertrouwde bedelaar een trucje uithaalt waarmee hij je bij de neus neemt. Tot binnenkort, lachte ik, wat overdreven grootmoedig, en stak haastig de straat over, alsof ik al te laat was.