Oswald

Alleen al die voornaam heeft iets speciaals. Google leert me dat het een Engelse voornaam is, die “goddelijk machtig” betekent. Toen ik Oswald Van Ooteghem jaren geleden als jong journalist van het VU-weekblad Wij interviewde, was ik onder de indruk van zijn flair. Als grijsaard, hij was toen al flink in de zestig, was hij als om door een ringetje te halen. Hij stapte door het leven als een vlotte, beminnelijke gentleman.

Oswald werd door mij geïnterviewd omdat hij voormalig Oostfrontvrijwilliger was. Zo worden de Vlaamse vrijwilligers genoemd die tijdens de Tweede Wereldoorlog meevochten met de Duitsers. Op aanstoken van een andere ex-Oostfronter, de in 2011 overleden Toon Van Overstraeten, schreef ik een reeks voor Wij die gebaseerd was op interviews met ex-Oostfronters en historici die gespecialiseerd waren in dat onderwerp.

Nadat hij als directeur van de VU met pensioen was gegaan, vertelde Toon me het verhaal van de Rebellenclub waarvan hij in zijn Oostfronttijd deel uitmaakte. Die club was een groep soldaten van het Vlaams Legioen die collectief weigerde de eed op Adolf Hitler af te leggen, waarmee het Legioen tot SS-stormbrigade Langemarck omgedoopt werd en onder de vleugels van de Waffen SS belandde.

Toon en Oswald waren op hun zestiende, ze hadden in het rekruteringsbureau gelogen over hun leeftijd, met het Vlaams Legioen naar het Oostfront getrokken. Ze gingen er met nazi-Duitsland tegen de bolsjewistische Russen vechten, vooral in Oekraïne. De Vlaamse Oostfronters werden onder meer ingezet in Charkov en Cherson, waar het Poetinregime dezer dagen een oorlog voert en misdaden begaat waarvoor nog een naam moet worden uitgevonden.

Het nieuws dat Oswald Van Ooteghem op 1 november jongstleden op 98-jarige leeftijd was gestorven, had ik aanvankelijk niet opgepikt. Een na jaren toevallig opgedoken ex-collega van op het Barricadenplein in Brussel, waar het hoofdkwartier van de VU was gevestigd, bezorgde me wat persknipsels over het overlijden van Van Ooteghem. De gewezen Untersturmführer (onderluitenant) bij de SS-Brigade Langemarck was na de oorlog gemeenteraadslid, provincieraadslid, senator en Vlaams volksvertegenwoordiger voor de VU geworden. Na het uiteenvallen van die Vlaams-nationalistische partij was hij tot zijn laatste dagen trouw gebleven aan haar erfgenaam, de N-VA.

Bij de persartikels bevond zich onder meer een groot verhaal uit Knack, van de hand van Walter Pauli, een van de zeldzame Vlaamse journalisten met interesse voor de collaboratie. De knipsels bevatten ook een opiniestuk van de gepensioneerde VRT-journalist Walter Zinzen. Die verweet Van Ooteghem vaak te hebben verwezen naar de gruwelen die aan het Oostfront plaatsvonden, maar te hebben gezwegen over de gruwelen die hij zelf zou hebben aangericht (welke dan?). Bovendien zou Oswald nooit blijk hebben gegeven van schuldinzicht.

De bundel bevatte verder wat krantenartikeltjes over rouwhuldes voor Van Ooteghem in het Vlaams Parlement en de Gentse gemeenteraad, die door linkse partijen als Vooruit, PVDA en Groen (in het Vlaams Parlement op Björn Rzoska en Johan Daenen na) waren geboycot.

Als een van de zeer schaarse Vlaamse officieren, raakte onderluitenant Van Ooteghem aan het Oostfront drie keer ernstig gewond. Hij schopte het in ’43 tot Kriegsberichter, oorlogscorrespondent. Die job was ook niet van gevaar ontbloot, maar toch veel veiliger dan die van onderluitenant bij een vrijwilligerseenheid van de Waffen SS. Op het einde van de oorlog zou Van Ooteghem nog een van de officieren worden van het “Jeugdbataljon”. Dat bestond uit vijf- en zestienjarige zoons van collaborateurs die op het einde van de oorlog in het zog van de naar Duitsland gevluchte Vlaamse Landsleiding onder de wapens werden geroepen om de aanstormende Russen tegen te houden. Van Ooteghem besefte volgens Walter Pauli wat hen wachtte: “ze zijn te jong om sigaretten te mogen roken, maar oud genoeg om te sterven.”

Zoals die vergeefs geofferde jongens, waren Van Overstraeten en Van Ooteghem opgegroeid in radicaal Vlaams-nationalistische nesten. Hun vaders waren rabiate collaborateurs, hun moeders baden en weenden voor de terugkeer van hun zonen. Bij de familie Van Ooteghem en in mindere mate bij de Van Overstraetens waren hardleerse zwarte leiders als Reimond Tollenaere, Staf De Clercq, Hendrik Elias of dokter Daels kind aan huis. Na de oorlog dook Van Ooteghem enkele jaren onder in West-Duitsland, maar bij zijn terugkeer in België vloog hij meteen de Gentse gevangenis in waar ook zijn vader en Elias nog zaten.

Na een jaar in De Nieuwe Wandeling werd Oswald op vrije voeten gesteld. Uiteindelijk zou hij zichzelf opnieuw uitvinden als politicus bij de VU. Als naoorlogse politicus had Van Ooteghem de oprichting van het Vlaams Blok kunnen aangrijpen om voor een carrière bij extreemrechts te kiezen. Dat deed hij niet. Hij bleef het democratisch en vrijheidslievend Vlaams-nationalisme trouw.

Van Ooteghem erkende wel degelijk dat het naziregime misdadig was en dat hij voor een zeer foute zaak had gevochten. Zich daarvoor publiek verontschuldigen, deed hij niet. Maar kan je zo’n groot pardon verwachten van mannen die zich als adolescent geëngageerd hebben voor wat ze in België een rechtvaardige zaak vonden, maar dat onder Duits bewind een crimineel regime was dat een oorlog voerde op wereldschaal? Een dictatuur die misdrijven beging die al wel een naam hebben gekregen: misdaden tegen de menselijkheid.  

In het interview dat ik van hem afnam, zei Oswald dat de collaboratie volgens hem “voor 90 procent te danken (was) aan de Belgische staat zelf. Hadden wij een vaderland om te beminnen, dan hadden wij dat vaderland waarschijnlijk even enthousiast verdedigd als we het bestreden hebben. (…) Wij zouden desnoods met de duivel hebben samengewerkt om de zelfstandigheid van Vlaanderen te verwerven en België te vernietigen.”

Toen ik Toon Van Overstraeten vroeg of hij achteraf bekeken spijt had dat hij naar het Oostfront is vertrokken, kreeg ik dit als antwoord: “Dat is de meest idiote vraag die je mij kunt stellen. Het is nu eenmaal niet opnieuw te doen. Mijn ervaringen plaatsen mij wel voor enkele gewetensconflicten. Maar dat is nog wat anders dan spijt hebben. En die gewetensconflicten, die beschouw ik zelf als verrijkend voor mij. Ik heb nooit gestudeerd, maar in die periode heb ik zoveel ervaren, zoveel mensenkennis opgedaan, relativeringsvermogen gekregen, dat wanneer dat alles verwerkt wordt, en dat duurt een tijd, ik een stuk verder stond dan anderen. Die periode heeft me van mijn jeugd beroofd. Hoe gek het ook mag klinken, mijn periode als Oostfronter kan ik niet anders beschouwen dan als een belangrijk, integrerend deel van mijn leven waar ik geen spijt kán van hebben. Wat ik vandaag ben, heb ik voor een deel aan het Oostfront en de oorlog te danken.”

Lees meer over dit thema in “Terug naar het Oostfront”, Peter Dejaegher, Brave New Books, bestelbaar via standaardboekhandel.be en bol.com.

Dit bericht werd geplaatst in geschiedenis, politiek en getagged met , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

4 reacties op Oswald

  1. Georges DERMUL zegt:

    Rijk zijn zij die de geschiedenis, ook de foute , kunnen een plaats geven en beoordelen zonder te blijven hangen in een opgedrongen , meestal rode doctrine , die nooit wat de werkelijkheid was en is zullen kunnen zien. Dat zijn armen,van geest toch.

    Like

  2. Anoniem zegt:

    Wie zijn wij , om te oordelen . Weer knap geschreven Peter .

    Like

  3. Kris B. zegt:

    Heel mooi verwoord, Peter.
    Oswald wasinderdaad een stijlvol en integer man, sociaal bewogen.

    Like

  4. Anoniem zegt:

    Puik stukje tekst vol doordenkertjes.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s