De Vrijdagmarkt was in Gent nog lang na de Tweede Wereldoorlog een plek waar vooral groenten en fruit verhandeld werden. Er waren verschillende handelaars gevestigd en onder de bomen die toen nog rond het standbeeld van Jacob van Artevelde stonden, vond er dagelijks een groente- en fruitmarkt plaats.
In het pand waar vandaag restaurant het Keizershof is gevestigd, woonde in de vroege jaren zestig een gedreven, sportieve en intelligente jongeman, Etienne Vanhuffel, nog in bij zijn ouders. Enkele jaren later zou hij de vader van mijn vriendin Marianne worden. Ook Etiennes vader en moeder hadden er een florissant fruitbedrijf, dat Etienne later zou overnemen.
Op een ochtend in 1963 of 1964, precies herinnert Etienne het zich niet zo goed meer, stond vader Vanhuffel op met een goed gedacht: hij wilde op de Vrijdagmarkt nog eens een mandenkoers organiseren. Dat was vele jaren vroeger een traditie tijdens de Gentse Feesten. Toen vonden er in verschillende Gentse wijken mandenkoersen plaats.
Dat die traditie teloor was gegaan, had een goede reden: na de Tweede Wereldoorlog waren ronde fruitmanden nog het meest gebruikte verpakkingsmateriaal voor groenten en fruit. Maar daar kwam in de jaren vijftig verandering in: de manden werden vervangen door kartonnen dozen en houten kisten.
Etienne was meteen voor het idee van zijn vader gewonnen. Toen de koersen nog traditie waren, was hij immers nog te klein om mee te mogen doen. Deze keer zou hij zeker van de partij zijn. Bij zo’n mandenkoers moesten de deelnemers om ter snelst een parcours afleggen terwijl ze een toren van gestapelde ronde fruitmanden boven het hoofd torsten. Deelnemers die onderweg manden verloren, moesten hun toren eerst opnieuw stapelen. Je moest immers over de finish gaan met een complete toren.

Vader en zoon Vanhuffel vonden voor hun initiatief een medestander in César Van Parijs, de baas van de CVP. Niet de politieke partij, maar de belangrijkste groothandel in fruit van Gent. Van Parijs had voor zijn bedrijfsnaam zijn initialen gekozen. Overal in Gent reden er in de jaren zestig bestelwagens rond met een gestileerde appel op, waarin CVP te lezen stond. César en zijn zoon Marcel zagen het idee van de Vanhuffels wel zitten. Marcel bestelde bij mandenvlechters 120 manden. Zoveel hadden ze er nodig om een echte mandenkoers met schiftingen, een kleine en een grote finale te organiseren.
Toen de manden gevlochten waren, bood vader Vanhuffel aan om ze in afwachting van de koers in zijn opslagplaats op de Vrijdagmarkt te bewaren. Wie weet, zat de pientere twintiger Etienne wel achter dat voorstel. Hij liet alleszins de kans niet liggen om in afwachting van de koers al wat te oefenen met het stapelen van de manden. Hoe beter gestapeld, hoe kleiner de kans dat de toren van tien manden die de deelnemers boven hun hoofd moesten dragen, zou vallen.
Van zijn vader, een ervaren mandencoureur uit de hoogdagen van de mandenkoersen maar een jaar of dertig ouder dan zijn zoon, kreeg Etienne nog wat tips mee. ‘Je moet de stapel die je boven je hoofd vasthoudt, lichtjes voorover laten hellen’, gaf zijn pa hem mee, ‘zodat de manden bij het startschot niet meteen achteruitvallen en je opnieuw moet beginnen stapelen.’
De jonge Vanhuffel oefende flink met zijn eigen toren, waarvoor hij in de opslagplaats rustig de tijd nam om de best in elkaar passende manden uit te zoeken. Etienne bedacht ook een nieuwe techniek: als je de eerste twee manden met het handvat op elkaar stapelde in plaats van ze in elkaar te schuiven, bedacht hij, heb je een meer comfortabele grip op die toren boven je hoofd.
Eindelijk brak de grote dag aan. De mandenkoers rond de Vrijdagmarkt was een namiddagvullend programma. De koers werd in verschillende reeksen gelopen. Tijdens de schiftingen moesten de deelnemers drie ronden rond de Vrijdagmarkt lopen. Daarna volgden de halve finales en de kleine en grote finales. In de kleine finale traden de deelnemers aan die in de halve finales de zesde tot de tiende plaatsen in het klassement hadden gehaald. De grote finale werd betwist door de top vijf van de halve finales. In tegenstelling tot bij de schiftingen, moesten de lopers tijdens de halve, de kleine en de grote finales een zwaardere koers lopen van vijf rondes. Etiennes vader was zesde en liep dus de kleine finale. Etienne had zich weten te plaatsen voor de grote finale.
Etiennes vader vroeg zijn zoon of hij voor zijn kleine finale diens zorgvuldig uitgekozen stapel met manden mocht lenen. Daar kon Etienne natuurlijk geen nee op zeggen. En zijn vader won die kleine halve finale, wellicht dankzij de stapel die zijn zoon in elkaar had gestoken. Maar toen vader Vanhuffel in de eindsprint over de meet ging, gooide hij de tien manden van Etienne met een oerkreet over zijn schouders de kasseien van de Vrijdagmarkt op. Waardoor Etienne, die minuten later mocht starten in de grote finale, geen tijd meer had om zijn tien manden opnieuw deftig in de goede volgorde te stapelen. De moed zakte de jongeman in de schoenen.
Met een ietwat scheve stapel boven zijn hoofd schoot hij als laatste uit de startblokken. Na vijf ronden had hij iedereen ingehaald, op één deelnemer na. Als zijn vader die stapel perfect geordende manden bij de halve finale nu niet over de meet had gegooid, was Etienne zeker gewonnen, daar is hij op z’n tachtigste nog altijd van overtuigd. Nu was Jef Carpentier, bijgenaamd Tseefke, de winnaar. Etienne strandde op de tweede plaats. Het zal daar thuis gestoven hebben. Nadien is er tijdens de Gentse Feesten nooit nog een mandenkoers gehouden.
De geschiedenis van het gewone volk, dat in tegenstelling van de gekleurde geschiedenis die gegeven werd in de scholen, meestel vreedzaam was, zou meer eens aanbod moeten komen.
Prachtig verhaal Peter.
LikeGeliked door 1 persoon
Prachtig stukje folklore.
LikeGeliked door 1 persoon
Wat een mooi verhaal! Zeker omdat het over onze eigen familie gaat. Ik kende het verhaal niet, nochtans dat ‘den bonpa’ graag over vroeger vertelt…
LikeGeliked door 1 persoon