De coronacrisis zorgde voor wat administratieve voeten in de aarde om op de GR20 in Corsica te geraken. Maar eens we op het legendarische wandelpad waren en zolang we daarop bleven ploeteren, behoorde het virus tot een andere wereld: die buiten de bergen.
We kwamen vanuit Corte op de GR20 na een lift met een bomvol busje. Na anderhalf uur slingeren door bergbochten stopte het busje aan de bergerie van Grotelle, het uiterste door voertuigen berijdbare punt. Van daar losten auto’s en andere busjes hun lading van dagjestoeristen die de steile en avontuurlijke klim naar Lac de Melo aandurfden. Ook voor ons was die klim van meer dan duizend meter onder een brandende zon geen lachertje.
Zo startte onze driedaagse GR20-tocht tot Vizzavona, het eindpunt van de noordkant van de GR20. Voor mijn metgezellen was het de eerste kennismaking met het Corsicaanse gebergte. Ze begonnen de beklimming met een behoorlijke conditie maar zonder tredzekerheid op het nergens egale pad vol scherpe rotsen, steenakkers, puinvelden, klauterpartijen en uitstekende stenen en boomwortels dat de GR20 is. Van het landschap proberen genieten terwijl je in beweging bent, kan er levensgevaarlijk zijn.
Bovendien heb je ook voor drie dagen een trekrugzak nodig. Die hadden mijn tochtgenoten ondanks mijn goede raad toch een paar kilo’s te vol geladen, met frivoliteiten als een winterpyjama en een avondkleedje, of twee lange broeken en een splinternieuwe zware katoenen strandshort vol kleine palmboompjes. De wandelstokken van mijn volgelingen zwaaiden aanvankelijk alle richtingen uit. Eén hartslag klopte na vijftig meter klimmen al richting honderdnegentig. Klimmen langs de gele strepen van de liaison naar Melo was aanvankelijk een proces met vele pauzes, tot het stijgingsritme tot de snelheid werd teruggebracht waarmee gestaag vorderen doenbaar was. Ook voor mij was het goede ritme vinden even zoeken. Ineens wist ik weer hoe zwaar de tochten in het Corsicaans gebergte zijn.
Bij een pauze zag ik een rugzak naderen die van links naar rechts schommelde: ongelijke schouderriemen en een te losse heupriem. De rugzak deftig fitten was de eerste dringende les, toen we langs kettingen en enkele laddertjes omhoog moesten om de kam van de vijver van Melo te ronden. Daarna volgde nog een klim tot de Bocca di Soglia, waarmee we op tweeduizend meter hoogte op de GR20 kwamen en het gros van onze klimmeters voor de eerste dag in de benen hadden. Die al beurs voelden van vermoeidheid.
Nog eventjes ging het verder omhoog naar de Bocca Muzella om dan overwegend te dalen langs de vallei naar de refuge van Petra Piana. Voor de zekerheid deed ik daar mijn mondmasker om vooraleer bij de gardien van de refuge binnen te stappen. Zo luidden immers de officiële coronavoorschriften voor de GR20, zoals ik die op de facebookpagina had gelezen: mondmaskers verplicht in en aan de refuges, de eetzalen of binnenruimten en overal elders aan de bivakplaatsen waar de afstandsregels niet gehandhaafd konden worden.
Ook al bij het online inchecken voor onze vlucht naar Ajaccio hadden we een digitale verklaring moeten onderschrijven dat we de coronavoorschriften zouden naleven. Op het vliegtuig zelf moesten we nog een formulier van de prefectuur van Corsica invullen en ondertekenen waarin we verklaarden niet besmet te zijn met het virus.
Maar de kok van de refuge in Petra Piana maande me meteen bij mijn aankomst aan om mijn mondmasker af te zetten. ‘Op de GR20 is er geen corona’, zei hij lachend, ‘en moest er toch zijn, dan zouden we al allemaal besmet zijn.’
Een tijdje later zaten we met een twintigtal andere volslagen onbekende wandelaars in een bubbel aan een lange tafel zonder afstandsregels onder een afdak in de avondzon op 1.840 meter hoogte, al vanzelfsprekend zonder maskers. De schalen met het avondeten werden op tafel gezet, uitgeschept in borden en doorgegeven. Twee dikke sneden hardgebakken spek per kop, goedgekruide linzen naar believen, schuimzacht witbrood van lange levensduur uit plastieken zakken, bergkaas handgesneden in grote spieën en als toetje twee halve abrikozen uit blik in een plastieken bekertje. Slechte rode wijn uit plastieken zakken of halveliterblikken Pietra waren in de winkel van de kok verkrijgbaar voor niet echt ondemocratische prijzen. Hetzelfde menu als vijf jaar geleden op dezelfde tafel in Petra Piana, toen met mijn dochters naast me en in plastieken borden in plaats van porseleinen. De refuge gaat erop vooruit!
Eens de zon achter de bergen verdwijnt, komen de wolken vanuit het dal de bergflanken opgekropen en daalt de temperatuur in een kwartier een graad of tien. Tegelijk wakkert de wind aan tot een stevige koude bries. Iedereen haast zich in zijn lange broek en fleece, sommigen hebben opeens een muts op. Het is nog geen halfnegen, maar wie niet in de refuge onderdak heeft gevonden, zoekt beschutting in zijn tent. Niet alle tenten die de gardien verhuurt, zijn bezet. Het is kalm op de GR20, bijzonder kalm.
Alleen de wind maakt grote drukte. Hij doet de witte quechua-iglo’s die overdag het zonlicht weerkaatsen, zo hard flippen en flappen dat mijn hoofdlamp die ik aan het haakje boven mijn hoofd aan het zeil heb gehangen, ’s nachts meermaals op mijn gezicht valt. Om vijf uur ’s morgens, de dageraad moet nog gloren, hoor ik rond me al wandelaars hun rugzak inpakken en zich klaarmaken voor de volgende etappe op de GR20.
Voor ons staat de wekker om 6:15 u. We gaan naar Onda, de refuge van de beroemde lasagne met brocciu.