Sommige media hebben de voorbije lange maanden van slabakkende formatie al eens gewezen op de grote verschillen tussen het aantal kiezers van PS en van N-VA en het aantal zetels van beide partijen. Bij de verkiezingen van 26 mei 2019 behaalde de PS met 641.623 kiezers 20 zetels in de Kamer, terwijl de N-VA met 1.086.787 kiezers slechts 25 zetels behaalde. Hoe kan dat nu, luidt dan al snel de ondertoon, dat is toch niet rechtvaardig, zeker als de PS bij de formatie blijkbaar incontournable is en de N-VA met zoveel meer kiezers niet?
Het verschil tussen N-VA en PS is niet het enige mogelijke voorbeeld. Ecolo behaalde met 416.452 kiezers 13 zetels, terwijl Open Vld er met 579.334 kiezers slechts 12 behaalde. En de MR schreef dankzij 512.825 stemmen 14 zetels achter haar naam, terwijl de CD&V het met 602.520 kiezers met twee zetels minder moet doen.
De conclusie lijkt duidelijk: de Vlaamse kiezers worden bedrogen. Maar dat is niet zo. Want als er evenredigheid tussen kiezers en zetels zou bestaan, dan zou Défi met 150.395 kiezers geen 2 maar 8 zetels moeten hebben, want CD&V rijfde met vier keer meer kiezers dan het voormalige FDF zes keer meer zetels (12) binnen.
De verklaring voor deze verschillen ligt in het kiessysteem D’Hondt, dat per provincie en in het Brussels Gewest op dezelfde manier wordt toegepast. Bij de tienjaarlijkse volkstelling wordt telkens de verdeling van de 150 zetels in de Kamer over deze kiesomschrijvingen aangepast. Zo zijn er dus in de kieskring die samenvalt met de provincie Antwerpen 24 zetels te winnen en in Limburg maar 12. Of in het dunbevolkte Luxemburg 4 en in de dichter bevolkte buur Luik 15.
Het kiessysteem D’Hondt bevoordeligt lichtjes de grote partijen: eens je de kiesdrempel hebt gehaald, worden bijkomende zetels relatief ‘goedkoper’. Dat heeft met veel dingen te maken. De stemmen van kleine partijtjes die de wettelijke kiesdrempel van 5 procent niet halen, gaan bvb verloren.
Het systeem D’Hondt leidt er dus toe dat in een provincie waar een partij heel sterk staat, ze relatief meer zetels zal winnen dan in een provincie waar ze zwakker staat. Enkele voorbeelden: de PS behaalde in Luik één derde van de zetels met net geen kwart van de stemmen. De MR behaalde in Waals-Brabant met iets meer dan één derde van de stemmen 3 van de 5 verkiesbare zetels. En in Henegouwen bemachtigde de PS dan weer ruim één op drie stemmen 8 van de 18 zetels.
Dit helpt al wat beter begrijpen hoe het kiessysteem niet zozeer anti-Vlaams is, maar toch verschillend werkt door de specifieke verschillen tussen de provincies, die in Wallonië sterker zijn dan in Vlaanderen. Ook het aantal blanco-kiezers en het aantal niet opgedaagde kiezers beïnvloeden de zetelverdeling in het voordeel van de grotere partijen.
Ook daarin zien we verschillen tussen Vlaamse kieskringen en Waalse. Ter illustratie geven we de vergelijking tussen de grootste Vlaamse (Antwerpen, 24 zetels) en de grootste Franstalige kieskring (Henegouwen, 18 zetels). In Henegouwen daagde van de 942.789 ingeschreven kiezers 86,0% op (14 procent ging m.a.w. niet stemmen) en stemde 9,9% van de kiezers die wel gingen stemmen blanco of ongeldig. En in deze kieskring brachten liefst 103.224 kiezers hun stem uit op een partij(tje) dat geen zetels zou behalen.
In de kieskring Antwerpen, met 1.314.809 ingeschreven kiezers, voldeed 91,3% aan zijn stemplicht (8,7% ging dus niet stemmen) en stemde er van de kiezers 3,7% blanco of ongeldig. Daar stemden 29.556 kiezers voor partijtjes die geen verkozenen zouden behalen.
Tenslotte, en dat is wat mij bij het opzoekingswerk voor deze blogpost het meest heeft getroffen, wordt het aantal zetels per kieskring berekend op basis van de bevolkingscijfers en niet op het aantal stemgerechtigden. Dat betekent dat de -18-jarigen en de niet-Belgen meegeteld worden om het aantal zetels te bepalen, maar dat de meerderjarige niet-Belgen niet mee mogen stemmen (dat mag wel voor de gemeenteraadsverkiezingen).
Het wordt hoog tijd dat we daarin verandering brengen. Mensen die om welke reden ook in België wonen of hier voor langere tijd verblijven, moeten de kans krijgen om mee te doen aan de nationale verkiezingen (Kamer en gewestparlementen). Mensen die hier hun toekomst willen uitbouwen, hebben het recht om mee te beslissen over het bestuur van het land of de regio.
Want wie krijgt uitgelegd aan mensen die Nederlands (of Frans) moeten leren en een inburgeringscursus moeten volgen, dat ze in dit vrije en democratische land wel mogen werken en wonen, maar niet mee mogen kiezen over de richting van het bestuur?
Enkele maanden geleden las ik dat er in Vlaanderen een groot tekort aan tandartsen dreigt. Maar een tandarts met pakweg een Oekraïens diploma die hier aan de slag wil, moet eerst Nederlands leren, tot op academisch niveau. Dan mag hij of zij de twee bachelorjaren overslaan en onmiddellijk inschuiven in de drie masterjaren. Als die met succes afgewerkt zijn, kan hij of zij aan het werk. Tel dus vier jaar studeren en intussen ook nog werken om de studies te bekostigen, in het beste geval. Dat kan misschien nodig en zeker nuttig zijn, maar mogen mensen die er zoveel moeite voor over hebben om hier in dit zo moeilijk bestuurbare en toch welvarende land aan de slag te gaan, aub ook het mooiste democratische recht krijgen, het stemrecht? En schaf meteen die stemplicht ook maar af.
Een troost Peter. Er zijn kiesstelsels waar het nog veel erger is …Zie: https://muizenest.nl/2019/12/17/brexit-gedachten-1/
LikeLike