De Slag bij de Lipsebeek

De gemeente Haacht heeft tijdens de vorige eeuw heel wat oorlogsleed te verduren gekregen. Tussen 2014 en 2018 leefde de gemeente sterk mee met de herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog. We hebben er zelfs een belevingscentrum in Tildonk aan overgehouden en fanfare Toeterdonk zorgde met De Engelenburcht voor een meeslepende muziekvoorstelling over de vreselijke gebeurtenissen in het dorp tijdens de Grote Oorlog.

Maar dat die deelgemeente ook het strijdtoneel geweest is van een middeleeuwse veldslag, hoorde ik pas onlangs, tijdens de Archeologiedag op het erfgoedpark van Roost. Die Archeologiedagen vonden voor het eerst plaats in Vlaanderen en werden puik georganiseerd door de heemkundige kring Hagok, qua ledenaantal en slagkracht een model voor vele andere heemkundige kringen in Vlaanderen.

Had u al gehoord van de Slag bij de Lipsebeek uit 1266, ergens in Tildonk vlakbij Delle? Ik niet, eerlijk gezegd. Tot die gids aan de poortdonjon van de kasteelruïne van Roost niet alleen uitleg gaf over de ijzerstenen, kalkstenen en bakstenen van de verdwenen burcht, maar ook een ruwe situatieschets gaf van de politieke problemen die het voortijdig overlijden van hertog Hendrik III van Brabant in 1261 stelde voor onze regio.
De man kon er zo gezapig over vertellen dat het hier bijna letterlijk opnieuw uit mijn pen zou kunnen vloeien, moest ik niet hebben ontdekt dat er in zijn relaas enkele hiaten zaten en interpretaties die niet helemaal stroken met wat ik intussen in (gepopulariseerde) geschiedenisboeken over die tijd heb gelezen.

Omringd door tientallen getuigen rond zijn sterfbed, gaf Hendrik III de geest en liet met zijn laatste ademstoot vier bloedjes van kinderen aan een onzeker lot na. Zijn oudste zoon, Hendrik IV, de wettige erfgenaam, moest nog tien jaar worden. Het jongetje vertoonde nog een ander minpuntje: hij was een beetje te zwakzinnig om hertog te worden. Dan volgden nog Jan, Maria en Godfried.
Een geluk bij een ongeluk was dat die Hendrik III een bijzonder schrandere, erudiete en indrukwekkende echtgenote bezat, ze mat 1,88 meter, de genaamde hertogin Aleidis van Bourgondië. Niet zonder reden is zij een van de weinige vrouwen wiens beeltenis het stadhuis van Leuven siert. Met wat diplomatiek gewriemel en de steun van onder meer Wouter van Berthout, heer van Mechelen, slaagde Aleidis erin regentes te worden tot Hendrik IV tot de jaren van verstand zou komen. Wat natuurlijk omwille van zijn beperking nooit zou gebeuren, maar in die tijden geloofde men nog in Gods almacht en vele andere sprookjes.

Vele ambitieuze nobelen in Brabant konden met dergelijke gang van zaken geen vrede nemen. Neem nu Arnold III van Wezemaal, de erfmaarschalk van Brabant, die niet eens in de regentschapsraad van het hertogdom Brabant mocht zetelen. Dat liet zo’n krijgsman zomaar niet gebeuren. Hij spande daarom wat samen met de Leuvense clan van de Colveren om in de residentiestad van de hertog de macht te grijpen, tegen de clan van de Blankaerts. Die vete was eigenlijk een uit de voegen gebarsten familieruzie tussen patriciërsfamilies. Toen hertogin Aleidis met haar jongste zoon Jan in het nieuwe kasteel op de Keizersberg haar intrek wilde nemen en naar Leuven was gereisd, stuitte ze op een vijandig volk en een gesloten stadspoort.

Het gespin van de erfmaarschalk wierp nog meer bittere vruchten af. In 1266 verdreven de Colveren (sommige bronnen hebben het over de Colneren) de Blankaerts uit Leuven. Ze vluchtten naar Erps-Kwerps en achterna gezeten door hun belagers, namen de Blankaerts verder de benen naar Mechelen, waar ze hoopten door Wouter Berthout in bescherming te worden genomen. Toen de Colveren dat vernamen, wilden ze meteen de gelegenheid te baat nemen om ook dat Woutertje eens een lesje leren. Samen met het leger van Arnold van Wezemaal, nog zo’n kerel die Wouter Berthout wat graag de nek om wou wringen, marcheerden ze naar die andere Dijlestad.

Tot een inval in Mechelen is het niet gekomen. Integendeel, de aanvallers kregen een koekje van eigen deeg en werden op hun beurt op de vlucht gejaagd. Terug naar Leuven met die bende, dacht Wouter van Mechelen. Bij de Lipsebeek op de grens van Delle en Tildonk had hij ze bij hun kladden. Mechelaars en Leuvenaars vochten er hun slag uit. Arnold de erfmaarschalk dolf het onderspit en wist ternauwernood weg te komen, maar zijn broers vielen in de handen van de Mechelaars.

Gelukkig was vrouwe Aleidis te intelligent om haatdragend te zijn. Op 14 mei 1267 verzoenden de Colveren en de Blankaerts en hun bondgenoten zich. Arnold van Wezemaal beloofde op zijn communiezieltje voortaan een trouw leenman van hertogin Aleidis te zijn. Niet veel later besliste hij zijn strijdlust nog wat botter te gaan vieren als tempelier. En op 25 mei 1267 gebeurde wat in de sterren stond geschreven: Hendrik IV droeg ten overstaan van de belangrijkste vertegenwoordigers van adel en burgerij zijn aanspraak op de hertogstitel over aan zijn klein broertje Jan. Hendrik was toen dus een puber van een jaar of 15, Jan was een jaar of wat jonger. Volgens kroniekschrijver Jan van Heelu was Hendrik zo achterlijk dat hij niet eens besefte dat hij als oudste de hertog hoorde te zijn.

Zijn broer vond zo’n baan wel een kolfje naar zijn hand. Als hertog Jan I Primus schreef hij een grote geschiedenis. Zijn beeltenis staat tot vandaag op talloze bierglazen in de kasten van Haacht en omstreken gedrukt. Elk jaar vinden in juli op de Markt van Haacht de Jan Primusfeesten plaats. De hertog was in Brabant een van de meest tot de verbeelding sprekende heersers. Hij dankt zijn populariteit aan een grote liefde voor cultuur en de populaire sporten van die tijd, zoals jachtpartijen en riddertoernooien. Zo’n toernooi, in 1294 in Bar-le-Duc, zou hem het leven kosten.

Zoals u ongetwijfeld al zelf had bedacht, lustte die Jan Primus bovendien wel een biertje, vaak eentje teveel zelfs. En zoals vele van zijn adellijke tijdgenoten had hij aan één vrouw niet genoeg. Wikipedia noemt de namen van een zestal bekende bastaards en hun respectievelijke moeders. Maar het grootste exploot van Jan Primus, was ongetwijfeld de verovering van Limburg. In 1288, na vijf jaren van strijd, plunderingen en brandschattingen in de streek tussen Maas en Rijn, won hij tegen de graven van Gelre en Luxemburg, de aartsbisschop van Keulen en al hun manschappen in de Slag bij Woeringen dat hertogdom en voegde het zonder veel poespas gewoon bij Brabant.

In het strijdtoneel in Woeringen aan de romantische Rijn, waren vijfduizend ruiters en een paar duizend man voetvolk elkaar te lijf gegaan. Meer dan duizend vechtersbazen vonden er de dood. De achterblijvers richtten op het slagveld een feestmaal aan. Volgens de legende toostte Jan Primus, verbasterd tot Gambrinus, gezeten op een hoop biervaten op de zege. Amper twee jaar later al verscheen De Slag bij Woeringen, een Oud-Nederlandse tekst van bijna negenduizend verzen, geschreven door Jan van Heelu, gebrevetteerd oudstrijder van Woeringen, met het levensverhaal van Jan Primus en het uitgebreide relaas van de roemrijke zege van de hertog.

Bovenstaande info vond ik terug in de boeken die hierbij staan afgebeeld en in de blog “Delle vroeger en nu”. Over de Slag van de Lipsebeek ben ik helaas niet veel meer te weten gekomen. Wie meer info heeft over die veldslag, mag me die altijd bezorgen.

Dit bericht werd geplaatst in cultuur, geschiedenis, Haacht en getagged met , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s