Kerkhofblommenstraat

“Over de kerkhofmuur trippelde de geplekte zwerfkat en wipte vervolgens met één enkele sprong naar de andere kant van de muur, waar hij minder bekijks had.” Dat is de eerste zin uit de wondermooie derde roman van Lara Taveirne: Kerkhofblommenstraat. Eindelijk heb ik hem dus te pakken gekregen en gelezen. En sterker nog: ik heb kennis gemaakt met Lara Taveirne.

Dat kwam zo: tijdens de boekenbeurs vergezelde ik Sven Gatz die daar zijn Brusselboek signeerde en voor een geïnteresseerd publiek in gesprek ging met Jeroen Theunissen. Die heeft recent eveneens een boek over Brussel geschreven, Jouw huid, een steengoede roman trouwens waarover ik het hier al eens had.

Na afloop van het gesprek nodigde Toon van uitgeverij Polis ons uit voor een sandwich en een drankje in het met doorzichtig hekwerk min of meer knus afgebakend kamertje voor medewerkers en gasten van de uitgeverij. En wie stond daar uit haar flikkerende lichtblauwe ogen te stralen? Lara Taveirne!

Ze wendde zich meteen tot Sven, die de grootste star quality van ons beiden uitstraalt, maar ik snoepte haar snel van hem af. Ik vertelde haar daar en tien minuten later verder aan haar signeertafeltje over mijn blogpost Van Lara naar Veronika. Het avontuur in de trein, onze gespiegelde ervaring met het Brugs dialect en onze gedeelde fascinatie voor Gezelle, ik voor het standbeeld en zij voor het praalgraf dat op het kerkhof boven de andere graven uittorent als een kathedraal. In de tussenliggende tien minuten had ik haar Kerkhofblommenstraat gekocht, waarin ze met een zwarte vulpen in langoureuze krullen een schone dédicace uit haar mouw schudde.

Ga je dan op je blog ook over mijn boek schrijven, vroeg ze. Hoe beter het is, hoe meer kans, antwoordde ik. Wel, ik zal het nog eens herhalen, dat boek is wondermooi. Wie het boek na de laatste bladzijde met een zucht van spijt sluit en de eerste zin nog eens herleest, zal zien hoe die kwansuis de hele roman oproept: wat niet mag gezien worden of waarover niet mag worden gesproken, speelt zich af op het kerkhof of het ernaast gelegen bloemenveld.

De roman neemt je vanuit het gezichtspunt van de vijftienjarige rijk geboren Arabella mee naar een groep van arbeidsters op een chrysantenveld naast het kerkhof van Brugge anno 1929 en de familie van de baas, de papa van Arabelle. Taveirne weeft door heel haar roman juweeltjes van Brugse dialectwoorden die ik nog altijd zo uit de mond van mijn ouders en grootouders kan horen tuimelen: kodde, stratendweil, korte wagen, kloefen, kobbenetten, rakel, tengels, pimpampoender, palto, talloor, stutten,… Een feest om te lezen.

Arabelle maakt van de vakantie op haar chique bourgeoisinternaat gebruik om, tegen de zin van haar ongevoelige, luie en ziekelijke moeder maar met de verholen steun van haar sympathieke en goedmoedige vader-zaakvoerder mee te gaan helpen met de werksters op het chrysantenveld. Ze wordt er door de ongeschoolde en niet welopgevoede werksters niet echt met open armen ontvangen. Maar dag na dag, week na week, wint ze het vertrouwen van die vrouwen die armoedig en ongekunsteld in het échte leven staan, met al zijn liefde, verdriet en de primaire driften die daarbij komen kijken en die bij het chique volk taboe zijn of onderdrukt worden.

De puberende Arabelle weet nog van toeten maar voelt haar lichaam en haar geest broeien bij die volksvrouwen en haar leeftijdsgenoten tussen de bloemen, die al lang niet meer groen zijn achter hun oren. Mondjesmaat pellen ze de ajuin van die kleine wereld en hun armtierige leven en komen de geheimen maar ook de onverwachte heerlijkheden bloot te liggen. Dankzij het labeur tussen de volksvrouwen op het veld krijgt Arabelle inzicht in wie ze is en welke oerkrachten haar lichaam aan het veranderen zijn. En willens nillens geraken ook de rokken gepeld van haar familie en kantelt gaandeweg de weegschaal van goed en kwaad.

Lara Taveirne beschrijft die haast honderd jaar oude wereld rond het kerkhof aan de buitenrand van Brugge in de zinderende taal die herinnert aan Gezelle, wiens graf in het boek centraal staat. De roman eindigt met een mooi sentimenteel chrysantenslot, dat me aan het leesplezier herinnerde van twintig jaar geleden, in Tom Lanoyes Goddelijk Monster. Lara Taveirne vertelde me dat Kerkhofblommenstraat de eerste van haar drie romans is die haar echt met trots vervult. Met recht en reden. Bovendien, zo las ik in De Morgen, heeft de schrijfster, veilig achter slot en grendel, nog een volledig schrift met mooie, ongebruikte West-Vlaamse woorden.”

Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s