Van bij het minste bot in de moerbeiboom in ons tuintje, was hij daar, het zangertje in geel jacket met een zwarte streep over zijn borst en een zwart kopje. Een koolmeesje. Aanvankelijk meteen te spotten tussen de bottende takken, later, tussen het meigroene bladerdek, alleen nog te horen. Wietwiet! Wietwiet! Tot Minoes The Killerpoes hem te pakken kreeg.
Vreemd hoeveel moeite mensen van deze tijden hebben met de natuurwet die de grond vormt van het gezegde waarin een vogel en een kat figureren. Minoes, een stokoude oma in de kattenwereld, werd gestraft voor haar onmenselijk misdrijf. Ze mocht een hele tijd het huis waarin ze dier was, niet meer in. Ze had de Wietwiet dan ook een bijzonder wreed einde bereid.
Ze moet onze opgewekte zanger loerend vanuit de moerbeiboom te pakken hebben gekregen. Wellicht met een gebroken vleugel uit de boom gevallen, was hij verder een… inderdaad. Minoes nam het nog piepende dier fier in haar mond en liep er haar woonkamer mee in, waar enkele van mijn vrouwelijke gezinsgenoten getuige waren van een onmenselijk killerinstinct. Minoes beet de Wietwiet zijn zwarte kopje af.
Achternagezeten door verontwaardigde homo sapiensen, vluchtte het roofdier met het lijk de tuin in waar ze aan haar maaltijd begon. De Wietwiet verdween onder luid menselijk gescheld in een mum van tijd achter de poezenkiezen, met poten en veren, om eens wat anders te zeggen dan met huid en haar. Mijn dochter en vrouw sidderden nog van verontwaardiging toen ze het vertelden.
Roger Waters deed heel veel moeite om het publiek in het Sportpaleis ook te doen sidderen van verontwaardiging. Hij had er een geweldig spektakel voor verzonnen, met verwijzingen naar het verleden en naar de actualiteit. Met een vliegend varken en een remake van het Battersea Power Station in Londen, dat van de hoes van “Animals” jawel, op tweezijdige grote schermen helemaal over het middenplein. Met wrede beelden van aanvallen met drones, prietpraattweets en tronies van Trump. Resist, resist, resist en een perfect geregisseerde geluidschaos. Maar ik sidderde niet van verontwaardiging.
Dertien was ik toen ik na een reis uit Engeland thuis kwam met “Wish you were here” van Pink Floyd, waar Roger Waters toen bas speelde en een nog beduusd geweten van de band was. De drager van de muziek was een audiocassette die ik kon afspelen op de speler die ik met de centen voor mijn plechtige communie had gekocht, want een platenspeler hadden we thuis nog niet, al zou dat niet lang meer duren.
Mijn vader vond het maar niks, die Pink Floyd. Lawaai was het, geen muziek. Maar ook voor mij was het geluid compleet nieuw: muziek vol vervreemding en elektronische bezwering, nu eens repetitief dan weer ijl snerpend. En dan weer ontroering in de vocals of een akoestische gitaar. Om al die redenen grepen Waters en co mij naar de keel.
De band bleef me boeien, heel de middelbare school door, van de voorganger “The Dark Side of the Moon” die ik gauw ook moest hebben, tot de onvergetelijke opvolgers, “Animals” en “The Wall”. En uit de discotheek dook ik nog “Meddle”, “Ummagumma” en “Atom Heart Mother” op. Het eerste concert van Pink Floyd dat ik live meemaakte was in Werchter, met dat reusachtige varken in de lucht, dat in Antwerpen door drones bestuurd werd, aldus mijn collega Ziggy.
Deze keer bracht het toeval van een winnend lot me naar Roger Waters, want ik vond honderd euro voor een concert te duur. Ziggy won een duoticket en bood me aan mee te gaan, wat ik dankbaar aanvaardde. We vonden het geweldig. Met een 25 jaar jongere collega herbeleefde ik het jeugdsentiment georganiseerd door een 74-jarige, dat liefhebbers blijft winnen en voortleeft. Ziggy wist mij meer over de geschiedenis van Pink Floyd te vertellen dan ik hem.
Een late twintiger en een midvijftiger die zich laten verbluffen, ontroeren en vervreemden door de effecten, de beelden en de muziek van die 74-jarige briljante en meer dan ooit geëngageerde Roger Waters, zijn vele bandleden en nog meer productiemedewerkers. Minstens drie generaties genoten van de muziek en het spektakel, maar sidderend van verontwaardiging verliet niemand het Sportpaleis. Schokkende dingen gebeurden alleen thuis, waar een vogel voor de kat was, het gezang van onze Wietwiet werd gemist en stokoude huisdieren worden beloond en bestraft als waren ze kleuters die een lesje te leren hebben. Misschien moet Waters volgende keer eens echte dieren meebrengen in plaats van plastiek en videoschermen.