In Utrecht staat een oud huis waarin een kerk verscholen gaat die een nieuwe bestemming kreeg als Belgisch biercafé en restaurant. Een café naar ons hart. Een plek diep in Nederland, waar iedereen zich thuis voelt die van onze bieren houdt, onze keuken en onze lang vervlogen café- en brasseriecultuur.
Utrecht is een mooie stad. Niet de mooiste van de wereld, zoals een passagier op de trein ons vertelde alsof hij uit de biecht klapte. Maar we vergeven hem, hij is een geboren en getogen Utrechtenaar. De smalle steegjes, mooie pleinen, gebouwen en grachten met die typische werfkelders konden ons wel bekoren, net als de schone kerken.
In Utrecht moet je wel wat zoeken naar die speciale kerk, al ligt ze vlakbij het station. In het voortreffelijk Indonesisch restaurant Blauw had men ons al getipt over het bestaan van café Victor. Maar het waren de Omer-paraplu’s op het terras die ons op het spoor zetten.
Het gebeurt niet vaak dat ik reclame maak voor een winkel, een restaurant of een café. Voor bierkerk Olivier in Utrecht maak ik een uitzondering. Het is het soort café waarvan we in ons eigen land, dat voor zijn biercultuur nog niet lang geleden door de Unesco werden gelauwerd, nog te weinig voorbeelden kennen. Een bierbelevingsplaats, zeg maar. Terwijl Brussel nog altijd wacht op die biertempel in de Beurs, kan je alvast in Utrecht terecht in een bierkerk.
Het huis Clarenburg waarin Olivier verstopt zit, zou rond het jaar duizend zijn gebouwd door een rijkaard. Pas in de veertiende eeuw duikt de naam op in de archieven, als er een Clarenburg woont die mee de stad bestuurt. Het pand werd in de loop van de geschiedenis verbouwd en ging enkele keren over in handen van een andere familie. Zo was het de katholieke Adriaen Ram die de binnenkant van het pand in het midden van de zeventiende eeuw inrichtte als schuilkerk. Zo noemen de Nederlanders de kerken waar de katholieken in het geheim hun geloof kwamen belijden omdat ze dat in het openbaar niet meer mochten.
Toen in de negentiende eeuw de godsdienstvrijheid de katholieken weer toeliet om openlijk voor hun geloof uit te komen, werd de kerk met de naam Maria Minor nog eens ingrijpend verbouwd. Van het Huis Clarenburg bleven alleen de noordmuur en wat kelders over. De nieuwe kerkgevel bleef er langs buiten dus als een huis uitzien. Rond 1970 geraakte de kerk in onbruik voor eucharistievieringen. De gelovigen verhuisden naar de kathedraal van Sint-Gertrudis.
In 1989 werd de kerk verkocht en zo kwam er een Belgisch biercafé van. Het is genoemd naar de Belg Olivier Michils. Die begon voor Inbev aan het concept van het “Belgian Beer Café”. In de brochure die over de geschiedenis van Café Olivier in Utrecht is gemaakt (je kan ze downloaden via https://utrecht.cafe-olivier.be/), las ik dat er inmiddels wereldwijd zo’n zestig horecazaken zijn die dit kwaliteitslabel mogen dragen. Er bestaat een website van (http://www.belgianbeercafe.com), waar je alle info vindt. Bijvoorbeeld dat Nieuw-Zeeland zes Belgische biercafés telt.
Op maandagavond in Utrecht zat de grote kerkruimte vol met vooral jonge mensen. Ze visten frieten uit een puntzak. Ze aten mosselen of garnaalkroketten. Ze proefden voor het eerst een Gentse waterzooi. En vooral, van de zowat 75 beschikbare bieren verdwenen er enkele in hun keel.
De inrichting van het café heeft tal van verwijzingen naar het oude kerkgebouw bewaard, zoals het orgel, enkele heiligenbeelden, een altaarnis en gewelven. Het gebouw is opgetut met posters, reclamepanelen, affiches en grote prenten van oude en hedendaagse Belgische bieren. Daarnaast vind je er op de muren ook afbeeldingen en snuisterijen die je in een oud Belgisch café tegenkomt: de spaarkas, de liefde voor de koers, de caféspelen en de menukaart met Belgische specialiteiten natuurlijk.
Ik hield het bij een La Chouffe van de tap. Greet wilde een onbekend donker bier proeven. Na wat wikken en wegen koos ze voor een Porter van Stapzwan, een Utrechtse biologische stout. Want ook dat doet Olivier: de eigen streekbieren promoten en allerlei activiteiten rond bier op touw zetten. Zo pakt het Café bijvoorbeeld uit met een “Duvel Training”. We konden ons wel voorstellen dat daar in Nederland nood aan bestaat. Hoewel, Nederlanders leren blijkbaar snel de geheimen van de Belgische bieren. Er zijn al acht Belgische biercafés.