“Hoe ik talent voor het leven kreeg” is de titel van de nieuwe roman van Rodaan Al Galidi. Hoewel het op de voorpagina gedrukt staat, is dit boek eigenlijk geen roman maar non-fictie. Pijnlijke non-fictie, over de manier waarop het netjes geregelde en beschaafde Nederland met vluchtelingen omging in 1998, het jaar dat Galidi er als asielzoeker strandde, en de negen lange jaren van wachten op een verblijfsvergunning die volgden in een AZC, een asielzoekerscentrum.
Ik maakte kennis met Rodaan Al Galidi via zijn “Dorstige rivier” uit 2008. Dat boek speelt zich af in zijn vaderland Irak, dat hij in ’98 als jong bouwkundig ingenieur ontvluchtte, om te ontsnappen aan de verplichte legerdienst. “Dorstige rivier” is een epos over de wederwaardigheden van een familie die trachtte te overleven onder het wrede bewind van Saddam Hoessein en zijn Baath-partij. Het boek maakte grote indruk op me.
Vorige week kwam Greet met een stapel bibliotheekboeken thuis. Waaronder “Talent voor het leven”. Ik palmde het meteen in en ze was zo vriendelijk me te laten begaan. Wat Al Galidi via zijn hoofdpersoon Semmier Kariem in dat boek vertelt, is nergens zo bruut en meedogenloos als sommige passages uit “Dorstige rivier”. Hier hanteert de auteur geen pen maar een druppelteller. Pagina na pagina, anekdote na anekdote beschrijft hij het gek makende wachten van de asielzoeker in de procedure in het AZC, het wachten om opnieuw echt te mogen en kunnen beginnen leven.
De asielmolen in Nederland heeft Semmier op het einde van het boek, net voor de redding komt via het Nederlandse “generaal pardon” van 2007, een regularisatie-operatie die tienduizenden asielzoekers een verblijfsvergunning bezorgde, vermalen tot een levende dode, uitgeput, uitgeperst, willoos van het inmiddels hopeloos geworden wachten. Omdat hij zich omwille van de dood van zijn vader, in zijn negende jaar in het AZC een dag niet had gemeld bij de agente van de vreemdelingenpolitie, kreeg Semmier drie weken geen geld en moest hij de hele dag in de hoek staan; ja, dat lees je goed, zoiets is niet enkel een straf voor stoute kleuters dus maar ook een courante vernedering voor asielzoekers die de regels niet respecteren. ‘De vrouw dacht dat haar straf mij zou pijnigen’, vertelt Semmier in het boek. ‘Ze wist niet dat wie voor haar stond een kadaver was.’
Het is moeilijk aan te nemen dat een mens in een asielcentrum in een democratisch en humanistisch land als Nederland traag maar zeker ten onder gaat. Maar lees het boek en je zal het ongelofelijk herkenbaar vinden: die regeldrift van de overheid en de onbegrijpelijke sociale omgangsregels van drukdrukdruk-levende burgers in een welvaartsstaat; de nooit eerder op die manier doorprikte xenofobe gedragingen en reacties; de administratieve gemakzucht en afstomping van de medewerkers in het AZC; het gebrek aan inlevingsvermogen, zelfs de volslagen afwezige bereidheid of competentie bij de autochtoon om open te staan voor de vreemde; de propere, beschaafde politiemethoden om al dan niet echt weerspannigen te neutraliseren. Het zijn de regels en praktijken die in heel wat geoliede hoogontwikkelde staten schering en inslag zijn.
Het boek voert een stoet van kleurrijke personages ten tonele: armeluizen en rijkelui, eeuwige zondebokken en usual suspects. In het AZC leven kinderen en kleine criminelen samen. Ongemoeid gelaten geniet er een generaal met een verleden als genocidair met zijn familie van privileges. Het stikt er van de leugenaars, bedriegers en fraudeurs. Mensen ontwikkelen er de vreemdste talenten om te overleven. De rigide principes van andere mensen leiden hen finaal naar zelfmoord. Zelfs in de diepste ellende houden anderen het hart op de goede plaats.
Al Galidi rijgt straffe anekdotes aaneen. Van pro deo advocaten die hun klanten niet willen zien of spreken. Over pooiers aan de poort die met geld strooien om het potentieel aan vrouwelijk schoon af te romen. Van een predikant die de verblijfsvergunning in je zak helpt stoppen als je eerst Jezus in je hart hebt toegelaten. Over het niet aflatende dromen van en proberen om te ontsnappen uit een gevangenis die niet echt een gevangenis is.
Het leven in het AZC is een wachten dat verstikt en ontmenselijkt. Vol goede hoop belanden asielzoekers vaak na een lange en gevaarlijke omzwerving in zo’n van Europese beschaving doortrokken AZC. Ze wachten eerst geduldig, een week, een maand, een seizoen, een jaar. Finaal zien ze hun toekomst jaren on hold geplaatst worden. Sommigen twee decennia, dat is een doodstraf lang. Terwijl ze alleen maar op zoek waren naar een menswaardig leven. Zo’n leven waarvan de Europese grondwetten en mensenrechtenverdragen hen heeft doen dromen, zoals de dieren op de Dierenboerderij van George Orwell: all animals are equal.
Als Semmier (en Al Galidi) in Nederland aanbelandde, was hij al te oud om Nederlandse les te mogen volgen. Hij leerde zichzelf Nederlands, na enkele lesjes van een achtjarig meisje dat hij in ruil wat gitaar leerde spelen. Hij verwierf, oefende en sleep zijn toekomstig talent in de bibliotheek, waar hij begon met de onvolprezen Kikker-reeks van Max Velthuijs. Zo overleefde Rodaan Al Galidi het AZC en kreeg hij zijn talent voor het leven dat hem de Europese Literatuurprijs opleverde. Maar na het generaal pardon, zakte hij voor zijn inburgeringsexamen.
Rodaan Al Galidi. Hoe ik talent voor het leven kreeg. Uitg. Jurgen Maas, 2016, 472 blz, € 24,95.