Naar aanleiding van de aanslagen in Parijs, in november vorig jaar, schreef ik enkele maanden geleden een bericht met als titel een vraag: in die tussentijd, wat kan ik zeggen? Na Parijs en de lockdown van Brussel hielden we onze adem in om te zien wat er nog zou gebeuren. Toen kwam 22 maart.
Terwijl deskundigen en minder deskundigen hun mening alvast gaven en geven over wat er volgens hen moet veranderen, voel ik me ter zake in niets deskundig. Ik wil alleen dat alles zo snel mogelijk terug normaal wordt. Gewoon normaal.
De aanslagen van 22 maart hebben de tussentijd verlengd. Gisteren vonden minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon en het OCAD het nodig om ons opnieuw te waarschuwen: er zijn tekenen dat nieuwe IS-strijders op weg zijn naar Europa om hier via een nieuw terreurnetwerk nieuwe aanslagen te plannen, met “softe” doelen. Op televisie zagen we beelden van zonnebadende mensen op het strand.
Wat is de zin van die boodschap voor de gewone mensen, vroeg ik me af. Wil de regering de schrik er bij de bevolking nog wat inhouden? Welke boodschap geeft ons land daarmee in het buitenland? Onze media staan nu al vol van alarmkreten van hoteliers, café- en restauranthouders, concertorganisatoren, musea, winkelcentra, werknemers van bedrijven in en rond onze luchthavens en vele andere sectoren.
De tussentijd na 22 maart is inmiddels een maand oud. De hoop leefde stilletjes dat die militairen misschien terug naar hun kazernes mochten. Dat private veiligheidslui niet meer in de tassen zouden gluren en rommelen bij het betreden van een winkelcentrum. Dat de identiteit van de mensen, zonder onderscheid naar origine, terug even weinig als vroeger zou worden gecontroleerd. Dat alle uitgangen in de stations open zouden gaan en de metro als vanouds zou rijden. Dat de luchtvaartmaatschappij waarmee ik volgende week moet vliegen, geen mail meer hoefde te sturen dat de luchthaven van vertrek helaas niet dezelfde zal zijn als de luchthaven van aankomst.
Enkele dagen geleden ben ik nog op Zaventem geweest om mijn dochter op te halen die mijn andere dochter in Berlijn was gaan bezoeken. Van de luchthaven zelf heb ik amper iets gezien. Aan de veiligheidscontrole waar de auto’s moeten passeren, keken politiemannen aandachtig toe. Het liep er vol para’s, echte bedoel ik, met de rode en groene mutsen en de parawing van de trainingseenheden die ik zelf ooit droeg. De bewegingsvrijheid voor oppikken en afhalen in Zaventem is erg beperkt geworden. De bestuurders worden stapvoets een parking ingeleid. Boven aan de lift stond tussen tientallen andere passagiers mijn dochter al te wachten. Terug de auto in, de parking uit. Het is geen pretje meer om naar Zaventem te gaan, een van onze belangrijkste economische poorten.
Het lijkt er op dat die tussentijd van tegenwoordig, nog wel eens lang de toekomstige tijd zal blijven. Mensen, leer leven met onzekerheid. Niet alleen over je job, je geld, je pensioen, je leefomgeving, je vakantie of je gezondheid, maar ook over het belangrijkste waarvoor we een overheid nodig hebben: je veiligheid.
Gelukkig heeft de politiek niet stilgezeten. We hebben al een onderzoekscommissie in het parlement. We hebben al flink wat politiek gekrakeel gezien. Over minuten stilte, over de kwaliteit van de berichtgeving op de televisiezenders, over significante moslimfeesten, … Ik vraag me af welke nieuwe veiligheidsmaatregelen we over een decennium volkomen normaal zullen vinden, zoals we inmiddels al jaren gewoon zijn geraakt aan de verscherpte maatregelen die vijftien jaar geleden, na 9/11, op de luchthavens werden ingevoerd. De tussentijd strekt zich uit.