Voor mijn verjaardag heb ik een sporthorloge gekregen. Ik heb het gisteren gebruiksklaar gemaakt, een klusje waarvoor een grijze man als ik wel meer dan vijf minuten tijd nodig heeft. En dan gaan lopen natuurlijk.
Het sporthorloge waar ik mijn zinnen op had gezet, is een Polar M400. Even heb ik getwijfeld over de Fitbit, zijn populaire concurrent, omdat die ook je slaapkwaliteit kan monitoren en je hartslag aan de pols meet en niet via zo’n borstband. Niet dat ik tegenwoordig nog altijd slaap als een roos, maar ik heb geleerd met minder slaap te kunnen blijven functioneren. Die hartslagband vind ik ook niet zo erg, omdat ik toch niet van plan ben om telkens ik ga lopen mijn hartslag te willen kennen. En een Fitbit ziet er naar mijn persoonlijke smaak wat te vrouwelijk uit. Nee, dan liever die stoere Polar.
Maar wat vooral de doorslag gaf voor de Polar, is zijn ingebouwde gps. Het horloge vervangt natuurlijk geen wandelgps, maar als ik na het sporten de verzamelde gegevens online wil consulteren, zie ik niet alleen hoe snel en hoe ver ik gelopen of gefietst hebt, hoeveel calorieën ik daarbij heb verbruikt, hoe snel mijn hart klopte maar ook langs welke wegen en veldwegen ik verwijlde en welke hoogteverschillen ik daarbij heb overbrugd. Als ik nog eens bergtochten onderneem zoals in Corsica, bedacht ik me, wil ik voortaan ook exact kunnen zeggen hoe hoog de toppen zijn die ik overschrijd.
Maar eerst dat horloge dus installeren, een account aanmaken, je basisgegevens als leeftijd, gewicht en lengte invoeren, de app op mijn iPhone installeren en het horloge leren gebruiken. Met hartslagband. Waar ergens draag je die het best, vroeg ik me af. Boven of onder de tepels? Ik heb de band eronder bevestigd, en het ding functioneerde zonder tot op mijn onderbuik af te zakken.
Klaar om te gaan lopen dus. Eerst even wachten tot de gps de satellieten te pakken heeft, op start duwen en hopsakee, weg ermee. Fantastisch hoe ik mijn hartslag van rust (80) op minder dan een minuut zie klimmen naar 134 en dan na enkele minuten al boven de 150 zit. Ik hou de beat op ongeveer 152-156 en beslis na een kilometer of zes even door te duwen tot ik niet meer harder kan. De teller klimt naar 167, waarna ik uitloop tot ik terug thuis ben.
Nieuwsgierig naar mijn resultaten maak ik via bluethooth connectie met de smartphone. Ik leer dat ik iets langer dan 40 minuten gelopen heb, 7,9 kilometer heb afgelegd, 560 calorieën heb verbrand en een gemiddelde hartslag had van 153. Fier als een gieter ga ik het resultaat tonen aan mijn dochter Jolente, die ook een Polar heeft en sportwetenschappen studeert.
Ze geeft me de wind van voren. Ik heb veel te hard gelopen, beweert ze. ‘Dat is helemaal niet gezond’, weet ze. ‘Al na twee minuten zat je met je hartslag in het rood’, wijst ze me terecht. ‘Je bent zelfs tot helemaal op de grens geweest van wat je hart aankan’, legt ze uit: 167. ‘Dat is toch niet zo hoog’, werp ik tegen. ‘Jij bent vorige week nog bijna over de 200 gegaan’, verweer ik me. ‘Ja, maar ik ben wel geen 53 hé. Kijk hier eens, “Maximale training+” staat er als commentaar. Je trainbelasting was extreem. Extreem, hier staat het, de Polar raadt je nu aan om twee dagen en 7 uur te recupereren.’
Ik druip af en ga douchen. Vóór ik dat horloge had, liep ik ook al ongeveer 40 minuten over acht kilometer, bedenk ik. Dus zou ik eigenlijk telkens ik ga lopen over de rooie gaan? Ik besluit me van dat horloge niets meer aan te trekken. Waarom zou ik, ik voel me eerder 35 dan 53. Maar om dat te weten is die Polar natuurlijk niet slim genoeg.