Geen Nederlands in de Comptoir des Galeries?

Mijn vorige blog over het gebrek aan kennis van het Nederlands bij het bedienend personeel van de Pizza Hut aan de Beurs in Brussel, zorgde voor enige discussie bij de mannen van de dinsdagavond in café Den Dijk in Haacht.

Dat ze in een restaurant in Brussel geen Nederlands kennen, kan eerlijk gezegd mijn reet roesten. Dat zei een van mijn beste vrienden, de enige die er al jaren voor uitkomt een tsjeef te zijn. De socialist viel hem bij, wat niemand anders had verwacht. De N-VA’er vond dat ik met mijn vrouw gewoon had moeten opstappen, wat ik uiteindelijk niet heb gedaan (zie: https://peterdejaegher.com/2015/10/29/geen-nederlands-in-de-pizza-hut/). Nog een andere maat vond het erg dat er in Brussel in veel horecazaken geen Nederlandskundig personeel meer werkt, maar ach, minimaliseerde hij, zó erg is dat nu toch ook niet. Brussel is toch verloren, declameerde hij, en als hij er niet direct in het Nederlands terecht kan, spreekt hij geen Frans maar Engels.

Wel, antwoordde ik, Brussel is voor mij niet verloren en Engels spreken in de hoofdstad van een land met twee grote officiële talen, dat gaat er voor mij over. Ik wond me op. Als Brussel nog betekenis wil hebben en dus ook België, peroreerde ik op hoge poten, moet je er als Nederlandstalige klant minstens een “goeiendag” en “smakelijk eten” kunnen krijgen in om het even welk van de 1.251 cafés die onlangs op een affiche werden verzameld of in elk restaurant. Dat is toch gewoon beleefdheid! En ik verwees nog eens naar mijn ervaringen in Luik, waar ik mijn best deed mooi Frans te spreken en al mijn gesprekspartners die een mondje Nederlands spreken, stonden te springen om me in mijn moedertaal te woord te staan.

Ik krijg het er van als ik in Brussel in een restaurant van een kelner of dienster te horen krijg dat hij of zij geen Nederlands spreekt maar wel Engels. Ik wil in Brussel helemaal geen Engels spreken (tenzij in noodgevallen natuurlijk). Ik spreek er Frans met wie geen Nederlands verstaat en geef al wie op café of in een restaurant zijn best doet om me in het Nederlands te woord te staan, al is het maar met een afgeknepen “smakkelik!” of “astemblief” een compliment.

Deze week was het weer prijs. Ik zat met een goede vriend in de hippe Comptoir des ComptoirGaleries, in de Koningsgalerij. Achter de toog waren twee jonge mannen van het zuiders type eten aan het bereiden. Een vlasblonde kelner kwam de bestelling opnemen. De jongeman had, aan zijn in het oog springende oorbel en zijn keurig getrimde baard te zien, ambities om als hipster door het leven te gaan. Toen we in het Nederlands nog maar een kaaskroket hadden besteld, onderbrak hij ons: I don’t speak Dutch but I speak English.

Mijn disgenoot bestelde daarop in dat afgrijselijk Verhofstadt-Engels onze kroketten. Ik had veel zin om de ober in het Frans te vragen of hij in België naar school is geweest, wat ik op basis van zijn uiterlijk vermoedde. En of hij, in het geval dat hij dat zou bevestigen, daar dan echt geen enkel woord Nederlands heeft geleerd. En waarom hij, in het geval dat hij dat zou bevestigen, dan niet de moeite doet om als ober enkele kleine woordjes Nederlands te leren, neem nu goedendag, alstublieft, smakelijk en dank u, wat hem toch niet zo’n onoverkomelijke moeite kan kosten aangezien hij wel intelligent genoeg is om zich ondanks zijn Franstalig accent in het Engels verstaanbaar te maken.

Enfin, ik neem me voor deze vragen in het vervolg wel te stellen. Toen hij onze kroketten bracht, zei de zuiderse hulpkok van de Comptoir met een glimlach “smakkelik!”. De vriendelijke kerel kreeg mijn glimlach terug.

Dit bericht werd geplaatst in Brussel, politiek, samenleving en getagged met , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s