Ze is in een Vlaamse krant die meer dan andere aandacht besteedt aan literatuur al omschreven als het grootste talent van haar generatie. Annelies Verbeke. Na Dertig dagen kan ik dat helemaal beamen.
Het gebeurt soms dat je een boek niet op het goeie moment leest. Ik heb ergens in een verre provincie van mijn boekenkast Slaap! staan, herinner ik me. Maar waarover ging dat nu weer? En was het goed? Was dat debuut van Annelies uit 2003 zo goed als de omslag van Dertig dagen beweert, dat het vandaag tot een internationale bestseller is uitgegroeid, verschenen in 22 landen? Het zou best kunnen, denk ik halverwege Dertig dagen.
Ik zit op de piekuurtrein van 7.25 u uit Leuven naar Brussel rechtover een Waals koppel van middelbare leeftijd. De man heeft zijn rechterhand op de linkerknie van de vrouw liggen, die bedekt is door zwarte nylon. Haar gezicht is te gezwollen en pokdalig om mooi te noemen. Ze heeft een zwarte minirok aan en sleurt uit Wallonië drie tassen mee om in Brussel de werkdag door te komen. De twee kleinste heeft ze op het tafeltje tussen ons in gezet, wat net genoeg ruimte overlaat om mijn rode boekje op te leggen.
Het was een week geleden dat ik het de vorige keer had bovengehaald, merk ik. Er staan wat woorden in neergepend ter gelegenheid van de persvoorstelling van een boek van de minister van Cultuur, Sven Gatz, waaraan ik heb meegewerkt. In het Literair Salon van Muntpunt was het de uitgever die zo vriendelijk was om me in haar inleiding lof toe te zwaaien. Omdat ik het verdiende, liet ze me achteraf weten. Maar wat ze juist zei, herinner ik me niet meer.
In het boekje zie ik wel de trefwoorden staan die ik op vraag van de minister heb genoteerd over de anekdotes die hij uit het fonkelnieuwe boek had opgerakeld. Daarmee zou hij het interview kunnen voorbereiden, diezelfde avond in De Afspraak. Ik had me de moeite kunnen besparen, denk ik nu. Niet geheel in overeenstemming met de afspraak zag ik hoe Bart Schols de minister op een kritische wijze confronteerde met de toekomst van de VRT. Terwijl hij nochtans wist dat de minister zolang daarover nog wordt onderhandeld de lippen op elkaar wil houden.
Op bladzijde 176 van Dertig dagen staat een zin die ik in mijn rode boekje overschrijf. Nadat Alphonse, de hoofdpersoon uit de roman, ontwaakt uit een nachtmerrie, omschrijft Annelies zo zijn gevoel: het is de opluchting die overheerst, als na het braken. Het is een feest om te lezen hoe de auteur alledaagse dingen in nieuwe woorden vangt. Een bladzijde verder beschrijft ze een zonsopgang in de mist als een rijpe abrikoos in crème anglaise.
Ik zou wel haast van elke bladzijde zo’n mooie zinsneden kunnen overschrijven.
Ik zucht en leg het rode boekje en mijn pen terug op de rand van het tafeltje, naast de twee handtassen. De man rechtover me buigt wat voorover om met zijn linkerhand het mini-thermosje koffie dat hij met zijn partner deelt erbij te zetten. Hij glimlacht me toe. Ondertussen dwaalt zijn rechterhand als een vriendelijke spin over de zwarte nylon. De vrouw streelt op haar beurt de hand van de man.
Zoals ik in een ander boek een auteur beter leer waarderen, zijn zij zo vroeg in de ochtend op een volgeladen piekuurtrein jaren later misschien wel opnieuw van ware liefde aan het genieten. Ik hoop het.