Namen is een sof, herinner ik me uit de tijd van mijn legerdienst bij de paracommando’s, toen ik vlakbij Namen in Marche-les-Dames was gelegerd. Daarmee bedoelden we: er valt niets te beleven ’s avonds. Dertig jaar later is de hoofdstad van het Waals Gewest veranderd. Namen is een stad in volle ontwikkeling.
Neem nu de oude Citadel die boven de stad uitrijst. Zijn geschiedenis gaat terug tot het middeleeuwse gravenkasteel van die goede oude Gwijde van Dampierre en loopt tot de nooit effectief gebruikte onderaardse schuilgangen om tijdens de Tweede Wereldoorlog soldaten te kunnen beschermen tegen oorlogsgassen.
Hoog boven de vallei drukt het reusachtige bouwwerk de toerist met de neus op de strategische ligging van de stad aan de samenvloeiing van Maas en Samber. Uit mijn kindertijd zie ik weer de steile kabelbaan lopen die de claustrofobische gesloten tweepersoonsbakjes vanuit de stad naar boven takelde. De kabelbaan werd in 1995 afgebroken. Over enkele jaren, zo vertelt een mooie jonge gids die de geestdrift van de stad met handgebaren en voetbewegingen onderlijnt, komt er een nieuwe.
In de jaren zeventig van vorige eeuw verliet het Belgisch leger de Citadel. De voormalige officiersmess van de paracommando’s huisvest vandaag het Parfumerie-Atelier Guy Delforge. In de kelders van het Gravenkasteel rijpen exclusieve parfums. Terra Nova, een gloednieuw bezoekerscentrum, blaast de site met het fabuleuze uitzicht nieuw leven in met allerlei toeristische initiatieven.
Vandaag zie je vanop de Rue du Pont in de historische benedenstad hoog op het bastion een man blinken op een gouden schildpad. Wat verder en hoger, boven op de Porte de Médiane, is een andere gouden man een ladder opgeklommen om de wolken te meten.
Beide beelden vormen een onderdeel van de aanleiding voor ons bezoek: tijdens een romantisch weekendje na een drukke periode de tentoonstelling Facing Time Rops/Fabre (www.ropsfabre.be) meepikken, die nog tot 30 augustus te bezichtigen is in het Musée Félicien Rops en het Maison de la Culture. Het bladgoud van Fabre blinkt nog op verschillende andere plaatsen doorheen de stad, in de Jardin du Mayeur, de Église Saint-Loup, het Théâtre of het Palais Provincial.
Ertussen drommen dagjesmensen en weekendtoeristen, kamperende Nederlanders in de Ardennen met een onwillige puber in hun zog en een groep jonggidsen die voor een stadsspel het woord krantenverkoper in het Frans moet weten te vinden. In de Naamse horeca kent eenieder zijn mondje Nederlands. Het oude café Le Prince Baudouin in de Rue de Marchovelette serveert nu snacks maar sluit als de gepensioneerden zich voor hun televisie nestelen.
Het Ropsmuseum maakte een boeiende integratie van Fabre met Rops. Je huivert bij de wassen Jan die in een plas bloed tegen een erotisch schilderij van Rops staat geleund. De collectie heeft markante tekeningen in balpen, zelfportretten, video’s, keversculpturen, bronzen, bladgoud- of spijkerbeelden van Fabre verzameld, meer dan 250 werken in totaal, gespiegeld tegen de Ropsen uit de vaste collectie. Leerkrachten, vergeet uw lerarenkaart niet, want in Namen krijgt u er fikse kortingen mee.
Ook culinair is Namen een belevenis geworden. De stad telt tal van interessante restaurants. Wij aten bijvoorbeeld een voortreffelijk menu op de binnenkoer van restaurant Fenêtre sur Cour aan de Place Chanoine Descamps, onder een geel kabelbaanbakje. We overnachtten voor een prikje in somptueuze bedden van het nog hoger dan de Citadel gelegen viersterrenhotel Le Château de Namur. Dankzij een aanbieding van weekenddesk.be scoorden we de hoge torenkamer van 150 euro zonder ontbijt voor 99 euro, uitgebreid ontbijtbuffet en welkomstdrank naar keuze in de bar inbegrepen.
Vandaag is Namen geen sof meer. De zaterdagmarkt is groter en leeft luider en harder dan die van Leuven. In het in vergelijking met Vlaamse steden nog witte Namen voelden we ons in het midden van de wereld.