Wat heeft het weer deugd gedaan, de ontmoeting met Geert. Deze keer hebben we afgesproken in Aalst, zowat halverwege Kortrijk en Haacht. Op de Grote Markt herkennen we elkaar al van ver. Geert heeft zijn oranje broek niet aan maar hij is toch weer hip voor een schooldirecteur van middelbare leeftijd.
Eerst verkennen we de stad, badinerend van de hak op de tak. Van wie is dat standbeeld? Dirk Martens. Is dat geen drukker geweest? Inderdaad, hier staat het. Neenee, ik heb de schoolreis niet voorbereid! En dan van de drukker naar de kinderen, in wiens levens het voorbije jaar lieven van het schouwtoneel verdwenen en onder het opwindende spotlicht van een helikopter, ook een nieuwe is verschenen.
In het van kerstverlichting zwangere stadhuisportaal wijden we enkele gedachten van mededogen aan de Torenpoeper. In het Vlaamse collectieve geheugen en op internet staat ze nog immer pal als de burgemeester van de ajuinenstad. Haar naam valt ons even niet te binnen. Maar nu voert een andere partij hier de boventoon.
Bordjes zetten toeristen als wij aan tot lezen. Behalve als ze over 14-18 gaan. Daar heeft Geert inmiddels wel zijn bekomst van. In zijn geboortestreek struikel je er tegenwoordig over, of toch over de massa’s die de sporen van de Grote Oorlog komen verkennen. Zelfs in de voortuin van het stadhuis van Aalst vind je tegenwoordig zo’n bordje.
Wij keren ons om en stuiten even verder op De Werf, het cultureel centrum met een faam die de stad overstijgt. In een antiek gebouwtje huist het kabinet van een superschepen. Hij is bevoegd voor Onderwijs, Bibliotheek, Europese en Internationale Samenwerking, Erfgoed, Vreemdelingenzaken, Inburgering en Vlaams Karakter. Het lijkt wel alsof de bevoegdheden in dalende lijn van importantie staan. Of net niet?
Tussen de gebouwen bespeuren we een rokende fabriek. Ach ja, Aalst is ook de industriestad, waarin we in de sporen van Daens en Boon kunnen lopen. Maar ook de landschapsschilder Valerius De Saedeleer ligt er begraven en heeft er een grappig standbeeld dat ik helaas niet heb gefotografeerd.
Maar het schepenkabinet wel. Een google-search leert dat de kwestieuze schepen naar de naam Karim luistert. Tegenwoordig is hij van N-VA-signatuur maar jarenlang was hij parlementslid voor het Vlaams Belang. Zou dat verklaren waarom er naast het vergulde bordje met bevoegdheden nog een ander bordje hangt, met een ludieke waarschuwing: plas niet buiten, dat kost je flink wat duiten? Daar moet een stadsdichter van hoog niveau op hebben gewroet.
Van de kerk lopen we terug naar de Markt, terwijl Geert, nochtans net als ik een gewone pol&soccer, me allerlei ultramoderne medische technieken uitlegt zoals een prostaatoperatie van op afstand, uit te voeren met de hulp van een robot. Niet dat we het aan de prostaat hebben, voor alle duidelijkheid.
De google-search leert nog iets. De voormalige burgemeester van de toren is tegenwoordig tweede schepen. Haar nieuwe bevoegdheden lijken haar, na het exploot dat haar wereldberoemd heeft gemaakt in Vlaanderen, wat beter op het lijf geschreven: Sport, Cultuur, Evenementen, Vrije Tijd en Facility. Over wat die laatste bevoegdheid Aalst zal bijbrengen, durf ik mijn verbeelding niet de vrije teugel te geven.
Bij ons avondmaal in een Italiaans restaurant waar de schepen van Vlaams Karakter nog werk aan de winkel heeft, bogen we ons onder meer over de vraag wat vandaag nog de meerwaarde is van het katholiek onderwijs. We vonden niet onmiddellijk een bevredigend antwoord. En dat vonden we dan weer een merkwaardige vaststelling, voor mensen die er hun scholing en toch ook een deel van hun opvoeding hebben ontvangen, of voor mensen die er instaan voor de scholing en opvoeding van de jongeren van vandaag. Maar blijkbaar weet zelfs de top van het katholiek onderwijs het tegenwoordig niet meer goed, want de vraag is tegenwoordig voer voor debat.
We zetten de gemoedelijke conversatie verder in het café rechtover het restaurant, waarvan twee buitenrokers zweren dat het de beste zaak van heel Aalst is. Voor zover wij het konden beoordelen, was het alleszins de enige volle van het provinciestadje. Uit schrik voor een politierechter met een reputatie drink ik voor het eerst in mijn leven twee rozebotteltheeën naeen.
De gepaste drank om het onder vier ogen over vrouwen te hebben, de jongen en de ouderen. En, toeval of niet, over twee boeken met het relaas van zware tochten, het recente Butcher’s Crossing en het oude The Grapes of Wrath. Tussen hun publicatiedata werden baby’s jongens, groeiden ze naar volwassenheid, trouwden ze een vrouw, of nog een misschien, kregen ze een stel kinderen vooraleer ze met pensioen gingen. Het leven in al zijn stadia kortom, waar Geert zich jeunt in alle behalve het laatste, als een das in zijn burcht. En ik me gelukzalig vergenoeg met hem, maar zonder uit te kijken naar een baby.