Op weg in Brussel (2): van het Centraal-Station langs de Grasmarkt en Koninginnegalerij naar het Martelaarsplein

Ik haat wachten in een rij. Aan een stationsloket bijvoorbeeld. Zeker als het niet vooruitgaat. Vorige vrijdag was het van dat, in het Centraal-Station. Maar ik was zelf degene die voor oponthoud zorgde.
Mijn treinabonnement moest van de ene werkgever overgezet worden naar de andere. En dat kostte toch tussen de vijf en de tien minuten, schat ik, ’s morgens iets na halfnegen, dus op het spitsuur in een van ’s lands drukste treinstations. Ik geef toe, mijn ergernis was niet zo groot nu ik zelf de veroorzaker van een wachtrij was. Maar ik repte me toch met gebogen hoofd naar buiten, met de afgeprinte bewijsjes nog in mijn handen.

Op het stationsplein stopte ik ze in mijn tas en zette ik mijn hoofdtelefoon terug op. Een ongeschoren man wurmde zich in mijn aandachtsveld. Hij vroeg met de glimlach van een tandpastareclame maar zonder de bijhorende tanden of ik geen interesse had voor het tijdschrift waarmee hij leurde. Toen ik hem vriendelijk bedankte voor het daklozenmagazine, vroeg hij me of ik hem geen geld kon geven om eten te kopen. Ook daarvoor bedankte ik, even vriendelijk. Een andere keer misschien, dacht ik. Samen met zijn glimlach maakte ik me uit de voeten naar de Grasmarkt.

Daar was het, gezien het vroege uur, heel wat minder druk dan de vorige keer dat ik er passeerde. Voorzichtig reed een marktkramer zijn stationwagen met koopwaar over dekarelbuls hoge borduur het plein op. De liberale burgemeester en parlementair Karel Buls heerste in volle glorie over de Grasmarkt. Het standbeeld was nog vrij van poseurs. Het dijbeen waarop zij later op de dag gewillig plaatsnemen en vooral de punten van zijn snor schitterden. Buls was goudsmid van professie.

In de Koninginnegalerij kon ik fluks doorstappen. Op het einde koos ik er deze keer voor links af te slaan in de Schildknaapstraat om dan rechts af te slaan in de Leopoldstraat, langs de achterkant van de geweldige belevingsbibliotheek Muntpunt en de Muntschouwburg, waar het onderhoudspersoneel aan de dienstingang op zijn gemak al een sigaret aan het roken was.

Vanaf hier voelde ik me weer op bekender terrein. Op de hoek van de Zilverstraat en de Wolvengracht zag ik een vertrouwd bankgebouw. Het had zich in een doorzichtige negligé gehuld, waarachter de gevel een beurt kreeg. Maar groot was mijn verbazing toen ik verder  in de Zilverstraat ineens de volle blauwe lucht zag in plaats van andere gebouwen van door de grond gezakte banken. Boven een enorme bouwput waarin graafkranen en vrachtwagens rondreden met in koeien van letters de naam De Meuter op, een firma die zich expert noemt in afbreken, had ik veel sneller dan vroeger zicht op de Kreupelenstraat 2, waar ik vijf jaar geleden mijn bureau heb achtergelaten.

Ik liep over het Martelaarsplein, weer een stuk fraaier dan vroeger en vreemd genoeg getooid met meer Belgische vlaggen dan in 2009, naar de Koolstraat. Aan de achterzijde van het kabinet van de minister-president hingen ter hoogte van de tweede verdieping nog altijd eenzaam de twee Vlaamse Leeuwen, zonder de patronage van de driekleur en de Europese sterrenvlag die de Leeuw aan de voorkant van het kabinet op het Martelaarsplein wel veelt.

Dik tien jaar geleden zat ik achter een van de ramen die uitkeek op de Leeuw aan de achterkant te doen wat vanaf maandag opnieuw mijn job wordt. Tiens, had die Leeuw vrijdag nu een rode tong en klauwen of niet? Ik weet het niet meer. Toen ik er nog zat alleszins wel. Daar moet ik maandag onderweg naar de Koolstraat 35 eens op letten.

Dit bericht werd geplaatst in Brussel en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s