Vanochtend, bij het overbruggen van de veel te kleine afstand naar de bakker met de auto, hoorde ik op de radio de onbekende stem van een vrouw uit 1968 in ongewoon snelle bewoordingen vertellen over haar belangstelling voor onze wereldoorlogen, die in haar familie nog enkel voortleven in dunne verhalen en verre herinneringen van haar ouders, peuters in ’40, en van haar grootouders, net geen kleuters meer in ’14. De Grote Oorlog komt dichter, dacht ik, en de Tweede Wereldoorlog pikt zijn graantje mee. Het grote herdenkingsjaar 2014 krijgt stilaan iedereen en alles in zijn greep.
Ook mezelf. Ik heb enkele weken geleden met grote ogen Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans gelezen en kijk uit naar het persverse en al de hoogte in gejubelde werk van Erwin Mortier, De spiegelingen, waarmee hij verder borduurt op zijn lang voor de hype gepubliceerde oorlogsboek Godenslaap, dat al zo’n afgevijld meesterwerk was.
Ik sloeg vorige week voor de tweede keer De grote slachting van Tardi dicht en ging meteen verder met zijn Krijgsgevangene in Stalag IIB. Ik pinkte een traan weg bij de laatste aflevering van Unsere Mütter, unsere Väter en hoor nog af en toe vertellen over In Vlaamse velden, waarvan de eerste aflevering me niet heeft overtuigd. Ofschoon de oom erin figureert met wiens kapotjas van soldaat ik als kleuter paradeerde, heb ik afgehaakt, omdat ik de reeks door omstandigheden toch niet rechtstreeks kan bekijken.
In advertenties worden oorlogstentoonstellingen aangeprezen en zelfs Obama brengt in Waregem zijn duit naar het zakje. De oorlog komt niet alleen terug dichter uit de geschiedenis. Hij komt geregeld ook dichter in het heden en brengt zorgen over de toekomst. Dat was de voorbije weken nog het geval door de gebeurtenissen in Oekraïne die in de media de vernietiging van Syrië naar de achtergrond drukten. De grote Mario Vargas Llosa, de Peruaanse Nobelprijswinnaar literatuur, wijdde onlangs drie treffende zinnetjes aan het land dat de meester op school ons leerde kennen als de graanschuur van Europa: ‘Het wilde Europees worden. Daarvoor wordt het nu gestraft. Poetin kan doen wat hij wil – je hoopte toch dat zoiets nooit meer zou gebeuren.’
Helaas maakte Vladimir Poetin aan de dromers van een vrije wereld duidelijk dat de macht in die wereld nog niet wordt verdeeld volgens morele principes of rechten, om nog te zwijgen over vrijheden. Veel democratische leiders houden ervan de volkeren van de aarde te gaan bekeren tot onze normen en waarden, alsof sinds de val van de Muur van Berlijn hoge woorden nooit nog te vuur en te zwaard moeten worden waargemaakt en de geschiedenis verleden is.
Bij een krakende pistolet werpt de foto van een weemoedig glimlachende Sophie De Schaepdrijver op de omslag van DS Weekblad me terug naar de sensaties die ik voelde bij het lezen van haar briljante De Groote Oorlog uit 1997. Ik lees in het interview binnenin dat de historica inmiddels 52 is, een jaar ouder dan mezelf. Ik realiseer me dat ze dus 35 was als ze het geschiedenisboek heeft gepubliceerd waarvan ik nu nog weet wat ik dacht toen ik het las: zo mooi geschreven heb ik nog niet eerder een zo verschrikkelijke historie gelezen. Het was wachten op Congo van David Van Reybrouck om die trillingen in hart en verstand terug te voelen.
Als ik het interview uit heb, begrijp ik waarom ze haar boek destijds heeft opgedragen aan haar moeder terwijl er in een grote oorlog zoveel mannen waren waaruit ze kon kiezen. Ik sla het magazine dicht om de knappe vrouw nog eens te monsteren. Gelukkig bestieren steeds meer vrouwen mee de wereld, bedenk ik. Of is dat net te danken aan die Europese normen en waarden waarop wij zweren niet te willen afdingen? Tenzij dan in Saoedi-Arabië.