Er is de jongste weken in de media nogal wat te doen geweest over het principe van de neutraliteit van de openbare dienst. Als ik aan een ambtenaar denk, komt me niet meteen dat volgens sommigen door een hoofddoek overschaduwde principe voor ogen. Dan denk ik eerst en vooral aan het schrikbarende wapen dat de ambtenaar grijpensklaar in zijn buurt houdt: een stempel.
Zelf ben ik, sinds kort, van de oude stempel. Misschien doe ik ambtenaren van tegenwoordig wel onrecht aan door hen met een vervaarlijke stempel te associëren. Dat wil ik niet. Wellicht kan ik het zelfs niet. Ik ben nog opgevoed om respect, of sterker nog, ontzag en gehoorzaamheid te betuigen aan ambtenaren. Zij vertegenwoordigen, zoals de champetter in het teloorgegane Vlaanderen van de Paradijsvogels, het wettelijk gezag. Als ik ergens op een openbare dienst iets moet verkrijgen van een ambtenaar, pompt mijn hart het bloed iets sneller door mijn aderen. Zal ik vlot de stempel krijgen?
In mijn oude Brugse familiekring behoort het verhaal tot de meubelen hoe ik als kleuter met mijn jongvolwassen nonkel mee mocht: naar de bakker, naar de post, naar het stempellokaal, naar de apotheker. Nadat we eindelijk aan zegels waren geraakt, bezorgde ik mijn oom rode kaken door in het bomvolle postkantoor ongeduldig en onbevangen uit te roepen: ‘en dan nu eindelijk naar den dop hé nonkel!’ Want daar moest wie werkloos was elke dag zijn stempel van schaamte halen.
Een hedendaagse overheid met een moderne bestuurscultuur laat er zich veel aan gelegen haar onderdanen te behandelen als klanten die, zoals bij de bakker om de hoek, daar al in mijn kleuterjaren koning waren. En stempels? Ze verdwijnen stilaan als het wapen van de ambtenaar, dankzij de informatisering, de beeldschermen, de elektronische handtekeningen.
Maar niet overal. Deze week las ik in het Jaarverslag 2012 van Vlaams Ombudsman Bart Weekers enkele laconieke lijnen over de Excalibur onder de stempels, de apostille van Den Haag. Ik moet me bedwingen om apostille niet zoals het mythische zwaard uit de Arthurlegende met een hoofdletter te schrijven. Deze superstempel heb je nodig wanneer je de echtheid van een document, zoals een diploma, officieel wil laten bevestigen voor buitenlands gebruik. Het Verdrag van Den Haag bedacht daarvoor die apostille, een zegel die door de verdragspartijen wordt erkend en gebezigd als waarmerk voor een document uit een ander land.
De Ombudsman had een klager over de vloer gekregen die zich afvroeg waarom hij, nadat zijn diploma was geattesteerd door de bevoegde Vlaamse dienst, nog naar Buitenlandse Zaken moest om die apostille. Want alleen de Dienst Legalisatie van Buitenlandse Zaken, gevestigd in de Karmelietenstraat in Brussel, is bevoegd om de apostille van Den Haag te zetten die in België uitgereikte documenten internationale erkenning verlenen.
Tussen haakjes: zo’n apostille kost € 15 per document. Wie een apostille wil moet daarvoor naar de Karmelietenstraat en er, volgens de website van Buitenlandse Zaken, nul tot 48 uur nagelbijten vooraleer het verlossende zegel verrijst. Of hij moet zijn document opsturen en er tot tien werkdagen op wachten vooraleer het gestempeld terug in zijn bus valt.
Ik begrijp dat onze meer dan gemiddeld intelligente Ombudsman een opportuniteit zag om die gang van zaken wat efficiënter te organiseren. Zeker toen een kleine rondvraag hem leerde dat de superstempel in verschillende landen wel decentraal wordt gezet. Dus waarom zou een Vlaamse overheidsdienaar de apostille niet met een even eerbiedige zwaai op een Vlaams document kunnen mikken als de stempelaars van de Karmelietenstraat?
De Vlaamse overheid agendeerde de zaak op de Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid, een overlegorgaan tussen de federale overheid en de deelstaten waar soortgelijke aangelegenheden van staatsbelang worden besproken. Een argeloze overheidsklant zou denken, goed idee en hupsakee, alweer een nuttige administratieve vereenvoudiging!
Helaas. Ik besluit met de woorden van de Ombudsman: ‘De Conferentie beslist om een werkgroep op te richten met vertegenwoordigers van de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten. Begin 2013 was die werkgroep nog niet samengekomen. Het blijft afwachten wanneer we kunnen rapporteren dat de Vlaamse overheid die apostille zelf zet.’
De stempel, het blijft een machtig wapen dat geen overheid zonder slag of stoot uit handen geeft. Uit goede bron weet ik dat de regering zich in het Vlaams Parlement aan vragen mag verwachten. Maar het zou me verbazen als er vóór de verkiezingen van 2014 al op andere plaatsen dan in de Karmelietenstraat apostilles worden gezet.