Vanochtend op de trein las een bruin gepoeierde en platina geblondeerde vrouw naast me de Flair. Een artikel over mannelijke seksuele fantasieën droeg haar belangstelling weg. Ik las tussentitels als ‘wat uw man in bed wil maar niet durft te vragen’ en ‘stimuleer je man om over zijn fantasieën te praten’. Goede raad kan nooit kwaad, zou ik kunnen gedacht hebben, maar vreemd genoeg kwamen Ward en Gusta me voor ogen.
Dit bejaard echtpaar woont in een klein huisje in onze wijk. Ward en Gusta krijgen al enkele jaren wat hulp van mijn dochters. Eerst was het mijn oudste die boodschappen deed voor de tachtigers. Ward, een gepensioneerd mijnwerker, was niet goed meer te been en ondervond bijna voortdurend last met het vinden van zijn adem. Gusta zorgde voor Ward, beredderde het huishouden en stuurde mijn oudste met een lijstje naar de supermarkt, de slager, de bakker en de apotheker. Toen ze nog te jong was, kreeg mijn oudste in de supermarkt wel eens de wind van voren. ‘Iedereen kan zeggen dat die sigaretten voor de buurvrouw zijn.’
De verhalen over Ward en Gusta die mijn tieners vertelden, waren altijd de moeite waard. Niet alleen omdat ze getuigen van die heerlijke, soms keiharde no-nonsense houding tegenover het leven waarin ik de vergane wereld van mijn overleden grootouders herken. Ook omdat ze door de bril van mijn kinderen een verwonderde glans krijgen. Hun eigen oma’s – de opa’s kijken al enkele jaren uit de hemel op ons neer – zitten intussen wel op tram 7 (voor eentje staat tram 8 voor de deur), maar toch is er op een of andere manier nog een verschil. Voor tieners die hun boodschappen aan iedereen wereldwijd een scherm over wrijven of tikken, hinkt de wonderlijk trage leefwereld van Ward en Gusta eeuwen achterop.
Gaandeweg hinkten Ward en Gusta niet enkel achterop in hun manier van praten over mensen, dingen en gebeurtenissen. Ook lichamelijk vertraagde het leven en werd het lastiger en hulpbehoevender. Zo’n dingen gaan geleidelijk, maar af en toe met uitschieters. Zoals de abrupte mededeling dat Gusta haar haar niet meer zelf kan borstelen. Of de verbazing waarmee de jongste dochter zei dat er ook pampers voor volwassenen bestaan.
Toen mijn oudste dochter aan de universiteit ging studeren, nam mijn jongste haar taken tijdens de weekdagen over. Elke dag voor ze naar school fietst, haalt ze voor Ward de krant uit de brievenbus. De voorbije weken ging het met Gusta van kwaad naar erger. Ze had zo’n pijn dat ze niet meer kon koken. En de bereide maaltijden die aan huis worden afgeleverd, zijn niet te vreten. Voortaan was het meer Ward dan Gusta die de deur kwam opendoen. De rollen leken omgedraaid: Ward zorgde voor Gusta.
Op zekere dag was Gusta weg. Ze kon niet meer zelfstandig haar bed uit, zelfs met behulp van Ward ging het heel moeizaam. Daarom was ze naar het ziekenhuis. Ward kon er niet over zwijgen en herhaalde telkens weer dat hij er niet gerust op was, want Gusta wachtte een zware operatie. Hij had vooral schrik dat Gusta na de ingreep niet meer wakker zou worden. Elke dag opnieuw moest mijn jongste zijn ongerustheid aanhoren als ze aanbelde met de krant. Toen ze door de trage verteller drie dagen na elkaar te laat in de les was, kreeg ze een waarschuwing.
Mijn dochters stelden me vorige week voor om met Ward eens op ziekenbezoek te gaan. Dat deden we en onderweg in de auto voerde ik het meest uitgebreide gesprek met Ward ooit. Over zijn werk als mijnwerker, een beroep uit vervlogen tijden. De meisjes op de achterbank zwegen en luisterden.
En het is een scène aan het ziekbed van Gusta die ik me herinner als ik de tussentitel ‘wat uw man in bed wil maar niet durft te vragen’ in de Flair naast me lees. Bij hun afscheid op de ziekenkamer wrijft Ward even over Gusta’s voeten die onder het beddenlaken omhoogsteken. ‘Wel, waarom wrijf je nu over mijn voeten’, vraagt Gusta op een licht verwijtende toon, terwijl ze ons sluiks achter haar loshangend wit haar aankijkt met een blik van kijk nu wat die ouwe malloot doet. ‘Voorzichtig zijn hé’, maakt ze die toon daarna wat zachter. Ward mompelt iets onduidelijks vooraleer we hem terug in de rolstoel zetten en het hospitaal uitrijden. ‘Dat was toch lief hé van Ward’, zei mijn jongste dochter later. ‘Ja, dat was heel mooi’, antwoordde ik.
Want ergens tussen donderdagavond en vrijdagochtend was het Ward die niet meer wakker is geworden. Mijn jongste had de krant vrijdagochtend tussen de kruk van de voordeur geklemd toen er niemand kwam opendoen en was dan maar haastig naar school gefietst, uit schrik voor die strafstudie die er zat aan te komen als ze nog eens te laat was. Mijn oudste, die toevallig thuis aan het studeren was en de boodschappen zou doen, haalde er twee uur later de buren bij toen ze de krant aan de voordeur geklemd vond en Ward nog altijd niet kwam opendoen.
Vandaag moeten mijn kinderen voor het eerst niet meer langs het kleine huisje gaan om de krant uit de brievenbus te halen of boodschappen te doen. In het ziekenhuis herstelt Gusta van haar operatie. Haar wacht een ander leven, zonder die ouderwetse malloot die zoveel liefs kan zeggen door alleen maar over haar voeten te wrijven.