De mollenjagers

‘We hebben weer een erg actieve mol in de tuin’, vertelde ik mijn moeder gisteren. Marianne en ik zijn net terug van vakantie. De mol heeft van onze afwezigheid gebruik gemaakt om eens flink zijn gangen te gaan. ‘Tja’, antwoordt mijn moeder, ‘Papa zette dan een mollenklem. Soms ving hij dan de mol, maar vaak ook niet.’

Mijn moeder gaat verder met een ander verhaal dat ik al vergeten was. Er waren eens lang geleden, toen mijn vader nog leefde, een nonkel en een tante uit Brugge bij ons in Wespelaar op bezoek. Ook mijn neefje, een leeftijdsgenoot van mijn broer, en mijn oma en peter waren meegereisd. Ze zouden na de middag naar het ziekenhuis rijden om mijn vader te bezoeken. Hij was geopereerd aan zijn knie. Maar eerst had mijn moeder voor het gezelschap gekookt. De kans is groot dat we toen konijn met pruimen aten, een van haar geweldig lekkere klassiekers. Maar ook dat herinner ik me niet meer.

Tijdens die aperitief van decennia geleden ging het gesprek ook over mollen. Ons mooie gazon in de tuin was helemaal ontsierd door molshopen. Mijn vader had in een grote molshoop een mollenklem geplaatst, maar de sluwe zwarte blindganger was er tot dan nog altijd in geslaagd de dodelijke slagpin te ontwijken. De mol leek ons wel uit te lachen: ‘pak me dan, als je kan!’ En elke dag kwamen er molshopen bij.

Mijn grootvader toonde zich bereid om dat mollenvarken eens goed de oren te wassen. Als hovenier in stadsdienst had hij grote ervaring opgedaan met het vangen van mollen. Hij droeg zijn meegereisde kleinzoon op de wacht op te trekken. Ik kan het me niet herinneren, maar ik stel me voor hoe mijn neefje zich buiten op het terras op een stoel zette om de molshopen in de gaten te houden. Dat moest op de middag gebeuren, want volgens mijn grootvader zijn mollen gewoonlijk ’s middags actief. Dat zie je aan lichte of grotere bewegingen van de opgehoopte aarde in de molshopen. Van zodra mijn neef beweging zag, moest hij mijn grootvader alarmeren. Buiten stond al een spade klaar.

Op het moment dat ik misschien wel een heerlijk stukje van de rug van het konijn aan het oppeuzelen was, kwam mijn neef de woonkamer binnengelopen. ‘Alarm!’, riep hij opgewonden, ‘de mol beweegt!’ Opa stoof naar buiten. Hij griste de spade mee en snelde naar de molshoop die mijn neef aanwees. Hij dreef de spade diep in de hoop en wipte de aarde omhoog. Tussen de neervallende kluiten viel een verbouwereerde mol op de grond, die meteen wijlen werd toen de spade met een dreun op zijn zachte zwarte lijf belandde. Maar mijn grootvader stopte niet. Hij stootte de spade terug in de molshoop en wipte nog twee mollen de lucht van een mooie lentemiddag in, die vervolgens dezelfde snelle dood vonden als hun voortrekker.

Na het feestelijk middagmaal maakten de bezoekers zich op om hun onfortuinlijke zoon, broer, schoonbroer en nonkel te gaan bezoeken in het ziekenhuis. De vader van mijn neef, een nonkel van het type dat van grappen houdt, had een idee: hij rolde de dode mollen in een stuk krantenpapier en schonk zijn cadeautje meteen bij het binnenkomen in de ziekenkamer aan mijn vader. Ik stel me voor dat die zich verplicht voelde het grappig te vinden, maar dat hij bij het einde van het ziekenbezoek zijn schoonbroer met de mollenkadavers terug wandelen stuurde. Mijn vader was in dat Ukkels ziekenhuis immers niet alleen patiënt, maar ook werknemer.  

De mollenjagers zagen zich zo verplicht met hun vangst opgeborgen in de koffer van de auto terug af te druipen naar het verre Brugge, zou je denken. Maar op de parking van het ziekenhuis kreeg mijn nonkel een beter inval. Op de parking liet hij het krantenpapier met daarin de drie mollen gedraaid op de motorkap van een chique auto achter. Een billenkletser, nog een geluk dat er toen geen camera’s op de parkings hingen.

Toen ik van mijn moeder terug thuis was, vertelde ik het mollenverhaal meteen aan Marianne. Eerder op de dag had ik onze eigen mollenverdrijver ingegraven tussen de molshopen: een buis met batterijen in die om de zoveel seconden een reutelend geluid produceert, waaraan mollen volgens de gebruiksaanwijzing een hekel hebben en het hazenpad kiezen. Om de mol wat te jennen, maakte ik ook nog al zijn hopen met de grond gelijk.

Vanochtend wachtte me op het terras een verrassing. Er lagen in verschillende hoopjes wat uitgekotste ingewanden en andere resten van een beest dat veel weg had van een mol. Alle platgeslagen molshopen lagen nog plat en er waren er geen nieuwe bij gekomen. Pluim, onze kater die ik soms minachtend de kleine jager noem, want zelf ben ik dan de grote jager, heeft eindelijk weer eens zijn werk gedaan.

De kleine jager Pluim rust uit na een nachtelijke grote jacht
Dit bericht werd geplaatst in familie, Haacht en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

3 reacties op De mollenjagers

  1. Oh Peter, zo’n lelijke foto van die lieve Pluim. En hij heeft nog wel zo zijn best gedaan vannacht! 🤪

    Geliked door 1 persoon

  2. Anoniem zegt:

    Een heerlijk verhaal Peter waarbij ik mij iedereen zo goed kan voorstellen!!!!!!!!!!!!
    Laurence

    Geliked door 1 persoon

  3. Dermul Georges zegt:

    Mooi verhaal, een mooie herinnering aan de Rogers, I & II, die verder leven in onze gedachten. bedankt Peter.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s