De notenboom

Net nu het toeval me terug in contact bracht met enkele volwassen geworden jongens en meisjes uit mijn kindertijd in Nossegem, denk ik terug aan onze notenboom in Wespelaar. Over die boom heb ik in 2016 al eens verteld, een speechke dat ik uitsprak bij het verrassingsfeest voor de 75ste verjaardag van mijn moeder.

Die tekst begon aan de tafel in onze woonkamer in de Pachthofstraat in Nossegem. Iets minder dan een halve eeuw geleden trok papa daar de gesprekken op gang over ons nieuw huis. We zouden in 1973 verhuizen naar Wespelaar, een dorp dat vanaf 1978 ingedeeld is bij de fusiegemeente Haacht. Ik weet het nog goed: ik was tien jaar oud. Op een donkerblauwe T-shirt stond dat nummer genaaid. Mijn broer had hetzelfde T-shirt gekregen, met nummer vier op. Er zijn ergens nog super 8-filmpjes waarop wij tweeën met dat T-shirt staan, aan het ravotten rond het niet omheinde huis in Wespelaar waar de tuin nog overging in de vrije natuur.

Die naam alleen al: Wespelaar. Wat een grote verwachtingen gingen erin schuil voor iemand die in Nossegem woonde. Het klonk haast zo mooi als Brugge, volgens mijn vader, die tenslotte de wereldzeeën had bevaren, de schoonste stad ter wereld. Zelfs de naam van de straat sprak hij met eerbied uit: Olivier de Spoelberchstraat. En die d schrijf je met een kleine letter, zei papa, want dat is een adellijke naam. Lang heb ik ernaar uitgekeken om de graaf van Wespelaar in onze straat eens tegen te komen.

In wat voor een droomhuis zouden wij gaan wonen, als je papa bezig hoorde. Hardop dromen, het was een geliefkoosde bezigheid bij ons aan tafel. Over de Fiji-eilanden of een zeiljacht. En in de aanloop naar die zomer van 1973 vooral over wat er allemaal mogelijk zou worden na de verhuizing. Grotere slaapkamers. Een garage met twee poorten, waarin we zouden kunnen pingpongen. Een reusachtige woonkamer met een open haard. Een bureau. Een logeerkamer voor als er familie uit Brugge met vakantie kwam.

Een enorme tuin. In die tuin zou plaats zijn voor een hoge schommel, een voetbalplein, een tennisveld, een zwembad zelfs. En naast en achter die tuin bossen en braakliggende velden om in te spelen en kampen te bouwen. Alles was mogelijk. Het voetbalveldje kwam er. Naast ons huis. Later maakten we met de kinderen uit de buurt ook nog een atletiekveld om Olympische Spelen na te spelen en een crossparcours voor mountainbikes die nog uitgevonden moesten worden. De schommel kwam er. De pingpongtafel kwam er. Het tennisplein kwam er. Op straat, want er reden toen nog geen auto’s in de Olivier de Spoelberchstraat omdat er nog geen andere mensen woonden. Alleen het zwembad werd altijd maar uitgesteld. Om veel redenen. Vooral om redenen die bij kinderen geen begrip wekken. Uiteindelijk vergaten we dat zwembad. We hadden al zoveel gekregen.

In de tuin maakte ook papa zijn dromen waar. Een tuinhuis, een groententuin vol ongespoten groenten en fruit. Kippen die scharreleieren legden. Konijnen om te kweken. En een echte druivenserre, afgebroken in Overijse en langzaamaan terug opgebouwd in de tuin, een meerjarenproject.

Maar het belangrijkste van die droomtuin heb ik nog niet vermeld. De notelaar. Toen papa het kleine boompje met een stam als een stok plantte, was het drie jaar oud. Nog zeven jaar wachten, zei hij, en dan hebben we okkernoten. Zeven jaar! Het was een eeuwigheid voor de tienjarige die ik was.

Het is inmiddels 23 jaar geleden dat onze papa onverwacht stierf. Onze notelaar die nadien jaar na jaar verder groeide, deed me nog vaak aan hem denken. Want die notelaar heeft de verwachtingen van papa volslagen ingelost. Jaar na jaar dikte zijn stam en strekte hij zijn takken en bladeren verder uit over de tuin. In de zomer was het heerlijk toeven onder zijn lover. Kilo’s noten leverde hij elk jaar trouw af. Mama deelde ze kwistig uit. Net als mama was de boom de jongste jaren wat scheef gegroeid. Je zou voor minder, na al die vruchten die hij heeft gegeven, al de bescherming, de troost en het geluk dat we onder zijn bladeren hebben gevonden.

Het leven trekt de mensen verder zoals de seizoenen onze scheve notelaar. Zoals de mens zijn lot niet kan ontlopen, kan de notelaar er niet voor kiezen om eens een jaar geen noten te dragen. Het is hem onmogelijk om het botten, ontbolsteren, schaduw geven, bruinen en vallen van zijn bladeren eens een jaartje uit te stellen.

Zo’n twee jaar geleden verkocht mijn moeder ons ouderlijk huis. Ze ruilde het voor een appartement in Haacht, vlakbij het kerkhof waar Philippe begraven ligt. Over dat kerkhof worden soms grapjes gemaakt, maar bijgelovig is mijn moeder niet. Terwijl ze even in het ziekenhuis verbleef om een op hol geslagen hart te kalmeren, schreef ze zich alvast in voor de volgende reis met Okra.

Gisteren kon ik me niet meer houden. Ik moest onze oude tuin nog eens zien. Langs de nieuwe verkaveling achter ons huis kon ik er alleen nog een glimp van opvangen. De tuin is sinds kort helemaal door andere tuinen ingesloten. Heel de buurt van ons ouderlijk huis is daarmee verkaveld. Vandaag is Haacht een verkavelingsgemeente met meer dan 15.000 inwoners geworden, een toename van haast 50 procent in vergelijking met het begin van de jaren zeventig.

Achteraan in de tuin stond de serre nog en het oude kippenhok. Boven het tuinhuis zag ik kale takken in de blauwe lucht grijpen. Onze notenboom komt straks weer tot leven. 

Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op De notenboom

  1. Laurence zegt:

    zo mooi Peter…..

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s