De Grijze Man reist op werkdagen met de trein van Wespelaar-Tildonk naar Brussel. In Leuven probeert hij om 19 minuten na zeven een plaatsje te bemachtigen op de trein naar Brussel. Die trein rijdt verder door, tot in Blankenberge.
Vandaag, een mooie nazomerdag, heeft hij geluk. De trein is stipt en hij bemachtigt een van de laatste plaatsjes in de eerste wagon. Terwijl de bomvolle trein Leuven verlaat, valt de Grijze Man een rare gedachte te binnen: als hij nu eens gewoon tot in Blankenberge reist?
Hij droomt weg van het boek dat geopend op zijn schoot ligt: “Notities uit de jungle”, het debuut van Hanya Yanagihara uit 2013. Volgens de omslag werkte Hanya twintig jaar lang in het geheim aan die verbluffend genoemde roman, over een antropologische expeditie naar een afgelegen eiland in Micronesië. Yanagihara werkte dus nog langer aan haar fictiedebuut dan de Grijze Man aan het zijne (De Muts, zoals trouwe lezers van deze blog wel weten), maar dat doet nu even niet ter zake.
Blankenberge. Net nu het zonnetje zo veelbelovend schijnt, een heerlijke bestemming. De Grijze Man ruikt de zee al terwijl hij op de trein gewoon naast een muffe man in kostuum zit. Rechtover hem suffen twee niet bijster aantrekkelijke vrouwen van middelbare leeftijd. De vrouw aan het raam draagt een toegangsbadge van de Vlaamse overheid aan haar broeksriem.
De zeelucht is gezond, hield zijn moeder de Grijze Man al voor toen hij nog een kleuter was. Die zeelucht laat een mens toe veel boterhammen te eten. Die bracht de moeder van de Grijze Man mee in een grote picknicktas, net als ligstoelen, zwemgerief en strandspeelgoed. Daar moesten ze dan wel met z’n allen aan sleuren, van de auto tot aan het strand.
Een keer at hij wel vijf boterhammen, herinnert de Grijze Man zich. Eerst moesten de kinderen net als thuis een boterham met kaas of fijne vleeswaren als hesp of salami eten. Die met confituur, choco of bruine suiker mochten daarna volgen, tot je niet meer kon. Soms maakte de Grijze Man zijn moeder wijs dat hij geen trek meer had, als er alleen boterhammen restten waar zand was tussen gewaaid.
Hoe geweldig zou het toch niet zijn, dacht de Grijze Man nog eens, als hij in Brussel gewoon op de trein bleef zitten en doorreed naar Blankenberge? De zee eens goed opsnuiven, een wandeling maken langs het strand, mosselen gaan eten, naar de bootjes en de horizon kijken, de nietigheid voelen van de mens tegenover het eindeloze water. Eens gewoon niks doen en zich beraden over zijn leven.
De trein vertraagt bij het naderen van Brussel-Noord. In het gangpad schuiven al reizigers aan om bij de eersten de trein vol pendelaars te kunnen verlaten en eens tijdig aan te komen op het werk. De Grijze Man ziet dat de vrouw met de badge al op hete kolen zit. Moest ze kunnen, ze zou gewoon over de buurvrouw wippen om twee seconden eerder dan haar van de trein te kunnen stappen. In het Noordstation loopt de wagon voor twee derden leeg. De drie buren van de Grijze Man zijn uitgestapt.
Drie minuten later klapt de Grijze Man het boek dicht waarin hij geen twee regels heeft gelezen. Hij stopt het in zijn ambtenarenrugzak. De trein rijdt door de donkere tunnel het licht van Brussel-Centraal binnen. Rond zich ziet de Grijze Man nog maar enkele passagiers zitten in een verder lege wagon. Schuin achter hem had zich blijkbaar een oude man geïnstalleerd met een echte opa-pet op zijn hoofd. Hij heeft een das aan en draagt zijn beste pak. Hij zegt iets tegen de bejaarde vrouw naast hem. Ze heeft zich zorgvuldig opgemaakt, van lippen tot wangen en ogen. Ze lacht. Ze zijn zo oud dat ze waarschijnlijk hun gouden huwelijksjubileum al hebben gevierd, bedenkt de Grijze Man.
Als de trein tot stilstand is gekomen, hijst hij met een diepe zucht zijn rugzak op zijn schouders en schuifelt naar de deur. De bejaarde man en vrouw blijven zitten. Misschien gaan zij wel naar Blankenberge.