Een steen die in de rivier valt, heeft tijd nodig om te bezinken. Zoals dat soms ook gaat met ideeën: een gesprek, een metafoor die je treft, een nieuwe invalshoek op een oude leerstelling, de veranderingen in een vertrouwde omgeving waaraan je eerst was voorbijgegaan, het patroon in een reeks losse ontmoetingen. Neemt nu dat laatste: wat een rijkdom aan triviale ontmoetingen heeft onze trip naar Londen opgeleverd!
Een Pakistaanse beambte verkocht in St Pancras de Oystercards voor de metro als een ambassadeur, tot in elke vezel doordrongen van het besef voor zovele nieuwkomers in zijn stad het eerste menselijke contact te zijn. Aan de Tower verontschuldigde een Russische (hij droeg een pin met een hamer en sikkel op) ticketverkoper van de hop on hop off bus zich drie keer omdat zijn apparaat zo traag werkt. De exotische fotomodellen achter de kassa’s en balies van Harrods hadden niet het bordje voor zich maar ademden evengoed het odium uit van hun exclusieve koopwaar, kijken mag, aankomen niet. Het Poolse personeel in het hotel in Earl’s Court, van de balie tot de bar, van de ontbijtzaal tot de kamermeisjes, functioneerde professioneel en gedienstig maar koel en steeds strikt binnen de bedrijfsregels. Een mulattin onder het bordje prescriptions in de Boots aan Gloucester Road verwees door, zij is tenslotte geschoold voor voorschriften en niet voor hoestbollen.
En het restaurantpersoneel. Een gerimpelde grijze garçon in de betere zaak op Oxford Street suggereerde meer in het Italiaans dan in het Engels de gnocchi’s. De gladde jonge zwarte ober legde de super deal uit in de populaire pizzeria rechtover de London Dungeons. Veel te veel Indische kelners liepen elkaar voor de voeten in een goedkoop en toch heerlijk Indisch restaurant aan Trocadero. De trotse maître in de gezellige tapasbar in een desolate straat van Southwark verwelkomde in het Spaans en schakelde dan over naar Engels met haar op.
U hebt hem? Londen? Waar zijn de Engelsen gebleven? Oh, die waren er zeker wel. Zatte Chelsea-fans zongen en dansten op de metro en vielen niemand lastig. Een vriendelijk oud heertje zag ons op de kaart turen en zette ons op weg naar de Lincoln Inn. Mijn anglofiele oren feestten telkens de zoetgevooisde omroepster in dat prachtige echte Engels het undergrond-station Holborn aankondigt. En mind the gap!
Eens hij de bodem heeft bereikt, kan de kracht van de stroom de steen nog verder doen zwemmen of hobbelen, tot hij een rustplaats vindt. Als er veel stenen in de rivier vallen, nestelen ze zich vaak tegen elkaar aan. Zo kan soms zelfs de loop van een machtige stroom worden gewijzigd. Maar ofschoon Londen de stad niet meer is wat ze bij mijn vorige bezoek was, meer dan twintig jaar geleden, stroomt de Thames nog gestaag binnen zijn traditionele oevers.
Londen werkt. De stad bruist. Ze telt af tot de Olympische Spelen. Ze verveelt nooit en blijft verwachtingen wekken. Ze klinkt minder Oxford dan die anonieme engelachtige stem in de metro. Maar ze wil wel te allen prijze Engels blijven of drumt om het te worden. Ze blijft die stad van rode telefooncellen en dubbeldekkers. Ze koestert de tradities die haar identiteit tekenen en haar tot gemeenschap maken. En ze vindt zich tegelijk permanent opnieuw uit. Een megalopolis vol mensen die vooruit willen en uitkijken naar morgen.