Naar A Sega

Om 7 u schuiven we in het hotel in Corte aan voor een eenvoudig ontbijt: een croissant, een koffie, brood, confituren en twee soorten fruitsap. Naast ons zitten nog andere trekkers die vanuit Corte een wandeling gaan doen. We wandelen eerst een stuk langs de baan RT202, steken de brug over de Restonica over en vervolgens de brug over de Tavignoni, en volgen dan even de D823, waar we een mooi uitzicht krijgen op de citadel die boven Corte uittorent. Marianne heeft de route, een onderdeel van de wandelroute Mare a Mare, als gpx op haar smartphone gezet. ‘Hier moeten we links afslaan’, zegt ze na een kwartiertje stappen.

We slaan een track in die met gele verf gemarkeerd is. Het pad daalt af in de vallei van de Tavignano.  De vallei van die rivier zullen we zowat de hele dag volgen. Op enkele plaatsen hangen er kettingen in de rotswand waaraan je je kan vastklampen. Na zowat een uur wandelen op min of meer dezelfde hoogte, komen we amper één wandelaar tegen. Van op een hoogte zien we beneden in de rivier een naakte man zwemmen met zijn Duitse scheper. We wandelen verder en verliezen hem uit het oog als we weer tussen de struiken en bomen stappen.

Een beetje verder slaan we rechtsaf een steil pad op, dat ons naar de Mare a Mare brengt. Het pad dat vanaf daar oranje gemarkeerd is, golft op en neer in de riviervallei. De route van Corte naar A Sega telt volgens de gpx 930 hoogtemeters en 200 daalmeters. Zoals overal op deze meerdaagse trektocht laat ik Marianne voorop lopen en het tempo bepalen. Op die Mara a Mare-route is het behoorlijk druk. Het is 3 juni en nog voorjaar. De natuur barst uit z’n voegen, met prachtige bloemen en bloesems langs de paden waar we passeren.

We laten iedereen die ons inhaalt, alle ruimte om ons voorbij te steken: wandelaars met een dagrugzakje, gehaaste trailrunners en trekkers met een grote rugzak. Van enkele trailrunners vernemen we dat ze een heen-en-weer-loopje doen naar een passerelle die enkele kilometers verder de Tavignano overbrugt.

Na ongeveer twee en een half uur wandelen zien we de brug over de Tavignano liggen. Het rivierwater dendert er in poelen naar beneden. Het water ziet er aanlokkelijk uit om verkoeling te krijgen in de hitte van de vallei. We zien enkele wandelaars pootje baden of een zwemmetje doen, maar nooit lang want het water van de rivier is in juni nog ijskoud. Eens de rivier overgestoken klimt het pad weer meer omhoog in grote wouden van pijnbomen met magistrale dennen. Soms zien we de rivier rechts onder ons liggen of horen we het water klateren zonder het te zien.

Na nog een uur wandelen komen we aan een zijriviertje van de Tavignano dat we even omhoog volgen. Het nog altijd oranje bewegwijzerd pad leidt ons door het kabbelend zijriviertje en daalt dan weer tot we links een ongemarkeerd zijpad zien dat naar enkele bergeries leidt. Dat pad volgen we niet. We volgen de oranje merktekens die ons nu weer dieper de vallei in voeren, tot we hier en daar flarden van de Tavignano spotten en haar geruststellend gekabbel horen. Zo’n viertal kilometer verder lopen we opnieuw vlak langs de rechteroever van de Tavignano. We passeren enkele koeien met hun kalveren die tussen de hoge dennenbomen naar frisse grassen speuren. Tussen de hoge dennen op het pad naar A Sega zien we aan de overkant van de vallei, veel hoger dan waar wij wandelen, een col liggen. Die gaan we morgen moeten overwinnen, zegt Marianne. Op dat moment beseffen we nog niet dat die tocht naar Casamaccioli nog flink wat zwaarder zal uitvallen dan we dachten.

In het pijnbomenbos wandelen we voorbij een grote stal, die niet de A Sega-hut is, maar van waar een breder pad ons nog eens naar een brug over de rivier leidt. Van op de brug zien we de nog veel grotere A Sega-hut en haar bijgebouwen liggen. Op een vlak terrein tussen de hoge bomen spotten we de trekkerstentjes die te huur zijn voor wandelaars die erin willen overnachten. Maar wij gaan in de hut zelf overnachten, die erg groot en comfortabel is. Als we ons melden bij de jonge waard van de hut, schrijven we ons in voor het avondmaal en het ontbijt. Van die gelegenheid maak ik gebruik om op het terras van de hut een halve liter Pietra te drinken.

Marianne heeft een ander plan. Ze gaat in het ijskoude water van de Tavignanu nog een zwemmetje doen. Van op het terras van de refuge kijken de pas gearriveerde trekkers en de waard himself hoe mijn liefste zich in het ijskoude water laat zakken en voor zichzelf zowaar een solo-zwempartijtje organiseert. Eén enkele andere man durft ook het ijskoude snelstromende water in. Het is immers nog juni, de toppen van de ons omliggende bergen waar de GR20 tussen slingert, zijn nog besneeuwd. De meeste beken en rivieren worden gevoed door het smeltwater van de bergen. Intussen geniet ik van mijn halve liter Pietra Ambré.

Het menu voor het avondmaal heeft de waard al met krijt op een bord geschreven: “Entrée: taboulé; Plateau: pâte au veau; fromage: brébis; confiture: figues; dessert: flan vanille. A reserver à votre arrivée! Servi à 19h00”. Een heerlijke maaltijd voor 23 euro per persoon. Vinden wij, althans.
Het is niet echt druk in de hut. De waard geeft ons een kamer van zes bedden, twee stapelbedden en twee eenpersoonsbedden. De matrassen van de bedden zijn met plastiek overtrokken. Alle hutten op de Corsicaanse grote wandelpaden en ook tal van hotels zijn er tegenwoordig erg voor beducht om bedwantsen in hun hut of hotel te krijgen.
Met mijn dochters ben ik in september 2015 op de GR20 eens aan de refuge van Carozzu op de GR20-Noord beland, die met bedwantsen besmet was. Terwijl ik eerst nog vond dat we best wel in die hut konden overnachten, overtuigden mijn dochters en een Belgische dokter uit het Sint-Janhospitaal in Brussel me om toch maar alstublieft het gratis aanbod van de hutbeheerder te aanvaarden en ons ook in de tenten te installeren die op de camping rond de refuge lagen.

Als we onze spullen naar de kamer in A Sega brengen, stuiten we op de Engelsen uit Vizzavona. Zij zijn hun spullen aan het uitstallen op de eenpersoonsbedden. ‘Het zijn hier Franse WC’s’, waarschuwt de Engelsman. ‘Maar de douches zijn wel dik in orde.’ En dat kunnen wij beamen. Wij vinden in het gebouw trouwens ook nog een “gewoon” toilet.
Het excentrieke duo heeft net als wij in Corte inkopen gedaan, vertellen ze, want hun voorraad gevriesdroogde zakjes was uitgeput. Wat ze voor voedsel gekocht hebben, vertellen ze niet. Zij gaan hun kostje bereiden aan een picknickbank op de camping, waar de tentjes staan die je bij de waard kunt huren. Wij hebben in een supermarkt in Corte een blok kaas, wat fruit en een zakje canistrelli’s gekocht, die typisch Corsicaanse koekjes waarop Marianne verliefd werd.

Als wij ons klaar maken om aan tafel te schuiven vertellen de Engelsen nog eens dat zij met hun inkopen hun eigen potje gaan koken. ‘Dat is veel goedkoper dan de maaltijd in de hut gebruiken’, zegt de Engelse vrouw. Alsof wij dat niet weten. De maaltijd in A Sega is lekker, maar eigenlijk niet zo gezellig. Aan onze tafel zitten twaalf gasten, onder wie tien Fransen die elkaar van alles en nog wat te vertellen hebben, maar geen gesprek aangaan met ons, de Vlaamse gasten met wie ze aan tafel zitten. De Fransen drinken bovendien allemaal kraantjeswater. Ik herinner me nochtans dat ik in de refuges van de GR20 die ik met mijn dochters, met de Corsicanen op de GR20 Zuid en met Ziggy en Sigrid aandeed, altijd kruiken rode wijn bestelde. De ene Fransman is duidelijk de andere niet…

’s Anderendaags zijn de Engelsen in onze kamer van zes al vroeg druk doende met hun spullen in te pakken. Wij hebben nog een ontbijt te goed. Een zeer bescheiden ontbijt weliswaar, met jam, charcuterie, kaas, Frans brood en koffie. Bij de Franse trekkers die aan onze tafel zitten, horen we wat ongerustheid over de weersvoorspelling. En effectief, er kruipen wolken over de berg waar we straks overheen moeten. Hopelijk valt daar geen regen uit. We rekenen af bij de waard, gaan nog eens naar de Franse WC’s en werpen dan onze rugzak op de rug voor onze nieuwe wandeltocht, eerst nog een stuk door het magistrale pijnbomenbos, daarna langs weiden waar koeien en paarden grazen, steil klimmen tot over de col, waar we een blauw stuwmeer zien liggen. In Casamaccioli, een dorpje langs de oever, heeft Marianne een B&B geboekt.

Dit bericht werd geplaatst in Corsica, GR20, natuur, reizen, vrije tijd en getagd met , , , , . Maak de permalink favoriet.

1 Response to Naar A Sega

  1. Onbekend's avatar Anoniem schreef:

    mooi mooi. Heerlijk om “MEE TE WANDELEN”

    Like

Geef een reactie op Anoniem Reactie annuleren